Herhalingsvragen

Herhalingsvragen
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Herhalingsvragen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat doen de kleine hersenen?
A
impulsen verwerken zodat je er bewust van bent
B
spraak regelen
C
verbinding maken tussen hersenstam en grote hersenen
D
coördinatie regelen

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke typen zenuwcellen zie je in de afbeelding hieronder?
bewegingszenuwcel
gevoelszenuwcel
schakelzenuwcel

Slide 3 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Het zenuwstelsel kan de werking van klieren regelen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat regelen de geslachtshormonen?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
Tertiaire geslachtskenmerken
D
Puberteit

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke hormonen regelen het glucosegehalte in je bloed?
A
Hypofyse
B
Bijnieren
C
Schildklier
D
Eilandjes van Langerhans

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat regelen de hormonen uit de alvleesklier?
A
Adrenaline in je bloed
B
Hoeveelheid suiker in je bloed
C
Geven hormonen af
D
Zorgen voor verbranding

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat doen de zenuwen?
A
Geleiden bloed
B
Geleiden prikkels
C
Geleiden impulsen
D
Geleiden zintuigcellen

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een zenuw?
A
een bundel uitlopers en cellichamen van zenuwcellen
B
een bundel uitlopers van zenuwcellen
C
een cel die impulsen kan geleiden
D
twee zenuwcellen die met elkaar verbonden zijn

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

gevoelszenuwcel
bewegingszenuwcel
schakelcel
verbindt een zintuig met de hersenen
verbindt je hersenen met een spier
verbindt zenuwcellen met elkaar

Slide 10 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ella wordt geknepen door haar zusje, ze trekt haar arm terug.
Zet de woorden in de juiste volgorde.
timer
2:00
Ruggenmerg
Spieren
Bewustwording
Zintuigcel
Hersenen
Impulsen in zenuwcellen
Prikkel
Impulsen in zenuwcellen

Slide 11 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Een zenuw en een zenuwcel zijn twee woorden voor hetzelfde.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bestaat een zenuwcel uit een cellichaam en een uitloper?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zenuwen zijn lange ...........van zenuwcellen
A
draden
B
streepjes
C
punten
D
uitlopers

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is een zenuw een bundel van cellichamen in een zenuw
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Zenuwstelsel
B
Hersenstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
autonoom zenuwstelsel

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In een zenuw liggen
A
Uitlopers van zenuwcellen
B
Uitlopers van zintuigcellen
C
Zenuwen
D
Impulsen

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schakelcel
Bewegingszenuwcel
Gevoelszenuwcel
sleep de juiste namen naar de zenuwcellen

Slide 18 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De hersenen bestaan uit...
A
Grote hersenen, kleine hersenen en ruggenmerg
B
Grote hersenen, hersenstam en ruggenmerg
C
Kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg
D
Grote hersenen, kleine hersenen en hersenstam

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de afbeelding zie je de hersenen van een mens. Wat zijn de hersenen?
A
Een cel
B
Een orgaan
C
Een orgaanstelsel
D
Een organisme

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je alcohol drinkt, komt de alcohol in je hersenen terecht
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de invloed van een stimulerende drug?
A
Deze drug werkt versuffend
B
Deze drug zorgt ervoor dat je de werkelijkheid anders beleeft
C
Deze drug laat je hersenen sneller werken

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Drugs kunnen verschillende werkingen hebben.
Welk type drugs vertraagt je reactievermogen?
A
Verdovende middelen
B
Stimulerende middelen
C
Bewustzijnveranderende middelen

Slide 23 - Quiz

Controlevraag over de uitleg die ik net gegeven heb: snapt de leerling het / heeft de leerling opgelet? Timer zodat leerlingen niet op elkaar aan het wachten zijn.
De reflexboog van je ooglidreflex gaat via.....
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
de grote hersenen

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De reflexboog van je knie reflex gaat via ....
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
de grote hersenen

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het bijzondere van een reflexboog is dat de impulsen...
A
Een bewuste reactie zijn
B
Eerst langs de hersenen gaan.
C
Door de hersenstam of ruggenmerg lopen.

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe verloopt deze reflexboog?
A
Blauw - Geel - Groen
B
Groen - Geel - Blauw
C
Kan beide kanten op

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen
Ruggenmerg

Slide 28 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?
A
hersenen
B
hersenen en zenuwen
C
hersenen, zenuwen en ruggenmerg
D
hersenen en ruggenmerg

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Alcohol heeft invloed op:
A
alleen de grote hersenen
B
alleen de kleine hersenen
C
zowel de grote hersenen als de kleine hersenen
D
niet op de grote hersenen en ook niet op de kleine hersenen

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zintuigen
Prikkels
ogen
oren
neus
tong
huid
muziek luisteren
vieze sokken ruiken
vuurwerk kijken
zachte kussen voelen

Slide 31 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk deel van de hersenen zorgt voor het coördineren van bewegingen?
A
Kleine hersenen
B
Grote hersenen
C
hersenstam
D
hypofyse

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar wordt de ademhaling geregeld?
A
kleine hersenen
B
grote hersenen
C
hersenstam
D
ruggenmerg

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions