vergelijken

To do today
planning komende weken en plannen toets
leren met chat...
vergelijken
vragen?
aan de slag
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

To do today
planning komende weken en plannen toets
leren met chat...
vergelijken
vragen?
aan de slag

Slide 1 - Diapositive

Vergelijken
Je gaat leren over de trappen van vergelijking, spellingsveranderingen bij vergelijken, vergelijken met more en most en uitzonderingen.

Slide 2 - Diapositive

Vergelijken

Slide 3 - Diapositive

vergelijken

Slide 4 - Diapositive

bedenk zelf een paar voorbeelden...

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Let's start comparing

Slide 7 - Diapositive

Als we dingen vergelijken en iets of iemand is groter / sneller/ leuker / mooier/ lekkerder enz. dan noemen we dat de : vergrotende trap
(comparatives)
           groot                 groter

Slide 8 - Diapositive

In het Engels zet je dan meestal -er achter het woord 
small - smaller
fast - faster
high - higher
       small           smaller

Slide 9 - Diapositive

Achter het woord + er zet je dan than
this dog is smaller than that one
smaller than

Slide 10 - Diapositive

als we  iets of iemand het grootste / snelste/ leukste / mooiste/ lekkerste enz.vinden dan noemen we dat de : overtreffende trap
(superlatives)
           groot                 groter                het grootst

Slide 11 - Diapositive

In het Engels zet je dan -est achter het woord 
small - smallest
fast - fastest
high - highest
       small           smaller       smallest

Slide 12 - Diapositive

This is the smallest dog I've ever seen!

Slide 13 - Diapositive

3 Uitzonderingen:
woorden die eindigen op een griekse y
bijv : ugly, lazy, early, heavy
Bij de vergrotende trap verdwijnt de -y
en komt er -ier achter
1

Slide 14 - Diapositive

Woorden die eindigen op een griekse y
Bij de vergrotende trap verdwijnt 
de -y en komt er -ier achter, bij de overteffende trap + -iest
1
an ugly dog 
an uglier dog
the ugliest dog

Slide 15 - Diapositive

This dog is as ugly as that dog
this dog is hairier than that dog

Slide 16 - Diapositive

2
woorden die eindigen op -e
bijv : safe, nice, large
Bij de vergrotende trap komt er een -r achter het woord
Bij de overtreffende trap komt er -st achter het woord

Slide 17 - Diapositive

This dog is cuter than that dog
This is the cutest dog ever!

Slide 18 - Diapositive

Woorden van 1 lettergreep met een korte klinker:
3
bijv : big , fat, hot
Bij de vergrotende en overtreffende trap verdubbelt de medeklinker + er/est
bigger/ fatter/ hotter
biggest/ fattest /hottest

Slide 19 - Diapositive

This dog is fat
This dog is even fatter!

Slide 20 - Diapositive

Er zijn ook lange bijvoeglijke naamwoorden. Deze hebben 3 of meer lettergrepen
  • beautiful
  • intelligent
  • wonderful
  • exciting
  • difficult

Slide 21 - Diapositive

Bij deze lange woorden maak je de vergrotende trap door more voor het woord te zetten
  • more beautiful
  • more intelligent
  • more wonderful
  • more exciting

Slide 22 - Diapositive

This dog is more beautiful
than that dog

Slide 23 - Diapositive

Bij deze lange woorden maak je de overtreffende trap door the most voor het woord te zetten
  • the most beautiful
  • the most intelligent
  • most wonderful
  • most exciting
Let op: het woord zelf verandert niet!!

Slide 24 - Diapositive

Border collie - the most intelligent dog breed




What makes the Border Collie the smartest dog in the world is their exceptional ability to understand and follow complex commands. 

Slide 25 - Diapositive

Er zijn een aantal uitzonderingen die je uit je hoofd moet leren
  1. Good / better / the best
  2. Bad / worse / the worst
  3. Little / less / the least
  4. Much or many / more / the most

Nr 1 en 2 moet je kennen voor de toets!

Slide 26 - Diapositive

This is a bad dog.

Slide 27 - Diapositive

This dog is even worse...

Slide 28 - Diapositive

but these dogs are the worst!

Slide 29 - Diapositive

John is ..... than Pete. (nice)
A
nicest
B
nice
C
nicer
D
niceer

Slide 30 - Quiz

Visiting a museum is ...... than visiting a party. (boring)
A
boringer
B
most boring
C
more boring
D
boringest

Slide 31 - Quiz

Mary is the ......... girl in school.(beautiful)
A
most beautifullest
B
most beautiful
C
beautifuller
D
more beautifullest

Slide 32 - Quiz

That guy is just as ...... that guy.(tall)
A
taller
B
as taller as
C
tallest
D
tall as

Slide 33 - Quiz

This question is ..... than that question. (easy)
A
easier
B
easiest
C
more easy
D
easyer

Slide 34 - Quiz

Bungee jumping is ........
windsurfing. (dangerous)
A
Dangerouser
B
dangerousest as
C
more dangerouser
D
more dangerous

Slide 35 - Quiz

Your dog is the ......
dog I know.(fat)
A
Fatest
B
fattest
C
fatestt
D
most Fattest

Slide 36 - Quiz

I've got .......
money than you.(much)
A
mucher
B
much
C
more
D
morer

Slide 37 - Quiz

His jokes are the ......
of all of us.(funny)
A
funniest
B
funnier
C
funiest
D
funny

Slide 38 - Quiz

Archim is ......
as my other friends. (tall)
A
as tall
B
as tall ass
C
as taller
D
as tallest

Slide 39 - Quiz

succes met leren voor de toets

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive