1 vmbo-bk thema 4.4 Stevigheid en beweging: Spieren

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Thema 4 Stevigheid en beweging

4.4 Spieren.

wat gaan we vandaag doen?

herhalen vorige les: 4.3 Gewrichten

leerdoelen vandaag

nieuwe theorie: 4.4 Spieren

zelf aan de slag

herhalen leerdoelen

Wat is de functie van een gewricht?

1. Voor de stevigheid
2. Beweging mogelijk maken
3. Aanhechting van de spieren

Wat is geen onderdeel van een gewricht?

1. Gewrichtskogel
2. Gewrichtskom
3. Gewrichtskoepel
4. Gewrichtskapsel

Wat zit er om een gewricht heen om het gewricht op zijn plek te houden?

1. Gewrichtssmeer
2. Gewrichtskogel
3. gewrichtskapsel
4. kraakbeenlaagje

Welk onderdeel van een gewricht maakt gewrichtssmeer?

1. kraakbeenlaagje
2. gewrichtskapsel

leerdoelen vandaag

Aan het einde van de les:

- kan je de werking van een spier beschrijven

Inleiding

Zonder spieren kunnen botten niet bewegen.

Ook op andere plaatsen in je lichaam zitten spieren.

Bijvoorbeeld in je maag en in je huid.

4.4 Je spieren

Aan de botten zitten spieren vast. Door deze spieren kan je lichaam bewegen.

Alle spieren in het lichaam samen vormen het spierstelsel.

Op de volgende bladzijde zie je het spierstelsel van een mens.

4.4 Spieren

Behalve skeletspieren heb je ook allerlei spieren in je organen, bijvoorbeeld in de wand van je maag en je darmen.

Deze spieren zorgen ervoor dat het voedsel wordt gekneed en vervoerd.

4.4 Spieren

Zelfs in je huid zitten spieren.

Aan elk haartje zit een klein spiertje vast.

Als je kippenvel krijgt, trekken die spiertjes zich samen.

4.4 Spieren

Ook je hart is een spier.

Deze spier zorgt ervoor dat je bloed door het hele lichaam wordt gepompt.

Een spier zit vast aan het bot met pezen.

Pezen zijn de witte delen aan het einde van elke spier.

Als een spier aanspant, wordt hij korter en dikker.

De spier trekt dan botten naar elkaar toe.

Om je onderarm te bewegen, heb je 2 spieren nodig: de armbuigspier (biceps) en de armstrekspier (triceps).

Als de arm gebogen is, is de buigspier gespannen (kort en dik). De buigspier trekt aan het spaakbeen, waardoor de arm buigt.

Een spier kan een bot niet terugduwen.

Om de arm te strekken, is daarom de strekspier nodig.

Als deze spier aanspant, trekt hij aan de ellepijp. Daarom wordt de arm gestrekt.

Om een bot te bewegen heb je altijd 2 spieren nodig: een buigspier en een strekspier.

Deze spieren hebben een tegengestelde werking.

https:

VRAGEN??

zelf aan de slag

4.4 Je spieren: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 5 maken + samenhang (opdracht 7)

(vanaf blz. 29)

leerdoelen vandaag

Aan het einde van de les:

- kan je de werking van een spier beschrijven