Mens en Gezondheid H 1 - 4

1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn voedingsstoffen?
A
De bruikbare stoffen in onze voeding
B
Vitaminen en mineralen
C
Alles wat je eet of drinkt
D
Koolhidraten, vetten en eiwitten

Slide 2 - Quiz

Een frikandel en friet met mayonaise hoort in de schijf van 5 bij ................
A
Vetten
B
Nergens bij
C
Koolhydraten en vetten
D
Eiwitten, vetten en koolhydraten

Slide 3 - Quiz

Wat hoort niet in de schijf van vijf?
A
Bruine boterham met 30+ kaas
B
Magere yoghurt met stukjes fruit
C
Thee
D
Eierkoek

Slide 4 - Quiz

Wat is volwaardige voeding?
A
Producten die bewerkt zijn
B
Producten die zo min mogelijk bewerkt zijn
C
Producten die goed zijn voor de gezondheid

Slide 5 - Quiz

Wat is geen kenmerk van de voeding van een moslim?
A
Geen alcoholische dranken
B
Geen rundvlees
C
Vlees moet ritueel geslacht zijn
D
Geen varkensvlees

Slide 6 - Quiz

Het Voedingscentrum raadt aan om vooral ...... te gebruiken.
A
plantaardige vet
B
onverzadigd vet
C
verzadigd vet

Slide 7 - Quiz

Waar zorgen voedingsvezels voor?
A
Goed functioneren van het zenuwstelsel
B
Dat de rode bloedcellen de zuurstof vasthouden die vervoerd moet worden
C
Goede darmwerking
D
Goede werking van de schildklier

Slide 8 - Quiz

Hoeveel kcal hebben vrouwen ongeveer nodig per dag?
A
1000
B
1500
C
2000
D
2500

Slide 9 - Quiz

Hoeveel Kcal hebben mannen ongeveer nodig per dag?
A
1000
B
1500
C
2000
D
2500

Slide 10 - Quiz

Welk gerecht heeft de minste Kcal??
A
Broodje hamburger
B
frikandelbroodje
C
Broodje gezond
D
Zak naturel chips

Slide 11 - Quiz

Welk drankje bevat de meeste KCal??
A
Cola
B
Red Bull
C
Limonade
D
Chocomelk

Slide 12 - Quiz

THT betekent.....
A
Ten minste houdbaar tot
B
ten minste toepassen
C
tot houden toe
D
toch houden tot

Slide 13 - Quiz

TGT of THT
A
TGT
B
THT

Slide 14 - Quiz

TGT of THT?
A
TGT
B
THT

Slide 15 - Quiz

Sinaasappels zijn een voedingsmiddel of voedingsstof
A
voedingsmiddel
B
voedingsstof

Slide 16 - Quiz

Welk voedingsstof is een bouwstof?
A
Eiwit
B
Vet
C
Koolhydraten
D
Vitamine C

Slide 17 - Quiz

Aan welke voedingsstof heeft een marathonloper veel behoefte?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vetten

Slide 18 - Quiz

Welke gezondheid heeft het meest te maken met gezonde voeding?
meerdere antwoorden goed.
A
lichamelijke gezondheid
B
geestelijke gezondheid
C
sociale gezondheid
D
Ze hebben allemaal invloed op elkaar

Slide 19 - Quiz

Ongezonde voeding kan leiden tot:
A
suikerziekte
B
hart en vaatziekte
C
overgewicht
D
alle bovengenoemde

Slide 20 - Quiz

Wat valt onder koosjere voeding (Joodse geloof)?
A
Geen varkensvlees
B
Geen bloed van dieren in de gerecht
C
Geen gelatine
D
Melk niet in contact met vlees

Slide 21 - Quiz

In het Hindoeïsme eet men geen vlees van de volgende dieren
A
koe
B
kip
C
varken
D
paard

Slide 22 - Quiz

Wat zijn e-nummers?
A
E-nummers geven de inhoud aan
B
E-nummers geven het gewicht aan
C
E-nummers zijn toevoegingen aan een product. E-nummers hebben geen voedingswaarde.

Slide 23 - Quiz

Welke informatie hoeft er niet op een verpakking te staan?
A
Ingrediënten
B
Allergenen
C
Netto hoeveelheid
D
Rijk aan vitaminen

Slide 24 - Quiz

Waar moet je rekening mee houden bij het samenstellen van een gezonde maaltijd?
A
Niet te veel suiker en kruiden
B
Niet te veel vet, vlees en groenten
C
Niet te veel zout, vet en kruiden
D
Niet te veel aardappels, vlees en groeten

Slide 25 - Quiz

Wat wordt bedoelt met een voedingspatroon?
A
De eetgewoonten van iemand
B
Dat wat je op een dag mag eten
C
voeding dat je in de supermarkt kan kopen
D
wat je moet eten volgens de voedingswijzer

Slide 26 - Quiz

Waardoor ontstaat een verkeerde leefstijl?
A
Gewoonten en verleidingen
B
Gewoonten en dieten
C
Sporten en fietsen
D
Hart- en vaatzieken en snacken

Slide 27 - Quiz

Waarom gebruikt een lichaam eiwitten?
A
Als bouwstof voor lichaamscellen
B
Om in energie om te zetten
C
voor versterking van je botten
D
voor verbranding van vet

Slide 28 - Quiz

In welk voedingsmiddel zitten koolhydraten?
A
brood
B
kaas
C
melk
D
vlees

Slide 29 - Quiz

Wanneer maakt je lichaam zelf vitamine D aan?
A
Als je regelmatig melk drinkt
B
Als je regelmatig sport
C
Als je regelmatig in de zon bent
D
Als je veel groenten eet

Slide 30 - Quiz

Aan welke voedingsstof heeft een marathonloper veel behoefte?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vetten

Slide 31 - Quiz

Met welk dieet moet je opletten dat je wel voldoende vitamine B12 binnenkrijgt?
A
Glutenvrij
B
Lactosevrij
C
Veganistisch
D
Vegetarisch

Slide 32 - Quiz

Wortels bevatten veel......
A
Vitamine A
B
Vitamine B
C
Vitamine C
D
Vitamine D

Slide 33 - Quiz

Waar moet je rekening mee houden bij het samenstellen van een gezonde maaltijd?
A
Niet te veel suiker en kruiden
B
Niet te veel vet, vlees en groenten
C
Niet te veel zout, vet en kruiden
D
Niet te veel aardappels, vlees en groeten

Slide 34 - Quiz

Waardoor ontstaat een verkeerde leefstijl?
A
Gewoonten en verleidingen
B
Gewoonten en dieten
C
Sporten en fietsen
D
Hart- en vaatzieken en snacken

Slide 35 - Quiz

Waarom gebruikt een lichaam eiwitten?
A
Als bouwstof voor lichaamscellen
B
Om in energie om te zetten
C
voor versterking van je botten
D
voor verbranding van vet

Slide 36 - Quiz

In welk voedingsmiddel zitten koolhydraten?
A
brood
B
kaas
C
melk
D
vlees

Slide 37 - Quiz

Wanneer maakt je lichaam zelf vitamine D aan?
A
Als je regelmatig melk drinkt
B
Als je regelmatig sport
C
Als je regelmatig in de zon bent
D
Als je veel groenten eet

Slide 38 - Quiz

Aan welke voedingsstof heeft een marathonloper veel behoefte?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vetten

Slide 39 - Quiz

Met welk dieet moet je opletten dat je wel voldoende vitamine B12 binnenkrijgt?
A
Glutenvrij
B
Lactosevrij
C
Veganistisch
D
Vegetarisch

Slide 40 - Quiz

Welk mineraal heb je extra nodig als je bloedarmoede hebt?
A
Ijzer
B
Kalium
C
Magnesium
D
Zink

Slide 41 - Quiz

Welk product heeft meer verzadigde vetten dan onverzadigde vetten?
A
Vis
B
Ei
C
Frituurolie
D
Volle melk

Slide 42 - Quiz

Welke vitamine zit veel in de afgebeelde voedingsmiddelen
A
Vitamine A
B
Vitamine E
C
Vitamine C
D
Vitamine K

Slide 43 - Quiz

Waar staat de afkorten THT voor?


A
Tenminste houdbaar tot
B
Technisch houdbaar tot
C
Te houden tot
D
Toekomstig houdbaar tot

Slide 44 - Quiz

In welk vak van de schijf van vijf hoort tofu thuis?
A
Brood, graanproducten en aardappelen
B
Groenten en fruit
C
Smeer- en bereidingsvetten
D
Zuivel, noten, vis, peulvruchten, vlees en ei

Slide 45 - Quiz

In welke productgroep in de schijf van 5 zitten producten met veel vezels?
A
Brood, graanproducten en aardappelen
B
Dranken
C
Smeer- en bereidingsvetten
D
Zuivel, noten, vis, vlees, ei en peulvruchten

Slide 46 - Quiz

Rauw vlees en bereid vlees moet je gescheiden houden omdat:
A
Er kans is op kruisbesmetting
B
Er kans is op vermindering van voedingswaarde
C
Het kan bederven
D
Het daardoor minder lang te bewaren is.

Slide 47 - Quiz

Wat is de functie van een conserveringsmiddel?
A
Er voor zorgen dat het voedingsmiddel er beter uitziet
B
Er voor zorgen dat het voedingsmiddel gezonder is
C
Er voor zorgen dat het voedingsmiddel langer houdbaar is
D
Er voor zorgen dat het voedingsmiddel meer smaak krijgt

Slide 48 - Quiz

Wat is een voedingsclaim?
A
Er is rekening gehouden met het milieu
B
Het product heeft invloed op je gezondheid
C
Het zegt is over de samenstelling van het product
D
Een toevoeging aan een product

Slide 49 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een gezondheidsclaim?
A
Calcium is goed voor de kalkhuishouding
B
Nu met 30% minder suiker
C
Rijk aan omega-3 vetzuren
D
Volledig biologisch afbreekbaar

Slide 50 - Quiz

Wat betekent het als er E-nummers op een etiket staan?
A
Dat er kleurstoffen en smaakstoffen zijn toegevoegd
B
Dat het een lightproduct ofwel vetarm is.
C
Dat het product een effect heeft op de gezondheid
D
Dat er rekening is gehouden met natuur en milieu

Slide 51 - Quiz