spelling categorieën groep 5

Wat is een steekwoord?

A
Een woord dat je opschrijft om bijv. een tekst of verhaal te kunnen terug vertellen
B
Een woord waar je mee kan steken
C
Gewoon een leuk woord.
D
Een woord waar een verhaal mee begint.
1 / 16
suivant
Slide 1: Quiz
SpellingBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat is een steekwoord?

A
Een woord dat je opschrijft om bijv. een tekst of verhaal te kunnen terug vertellen
B
Een woord waar je mee kan steken
C
Gewoon een leuk woord.
D
Een woord waar een verhaal mee begint.

Slide 1 - Quiz

Wat is de regel van categorie 15?
Centwoord
A
Ik hoor een c, maar schrijf een s.
B
Er zit altijd een t in.
C
Eerst de komma, dan de s.
D
Ik hoor de s, maar ik schrijf de c.

Slide 2 - Quiz

Noem de categorieën van het woord:
het celletje
A
centwoord en klankgroepenwoord
B
centwoord, klankgroepenwoord en verkleinwoord
C
centwoord en verkleinwoord
D
centwoord en langermaakwoord

Slide 3 - Quiz

Wat is geen kilowoord?
A
lolly
B
titel
C
gitaar
D
minuut

Slide 4 - Quiz

Wat is voltooide tijd?
De voltooide tijd geeft aan dat....
A
iets nog moet komen.
B
iets afgelopen is.
C
iets heel leuk is geweest.
D
geeft aan dat de indianen volle tooien hebben.

Slide 5 - Quiz

Wat is geen voltooide tijd?
A
Ik heb buiten gespeeld?
B
Jullie zijn naar school gebracht.
C
Wij zijn naar huis gegaan.
D
Jij moet zo naar huis.

Slide 6 - Quiz

Achter welk woord had je een komma s geschreven??
A
start
B
Eva
C
vrijwilliger
D
experiment

Slide 7 - Quiz

Waar staan de verkleinwoorden goed geschreven?
boom - stoel - poot
A
boomje - stoelje - pootje
B
boompje - stoelpje - pootje
C
boompje - stoeltje - poottje
D
boompje - stoeltje - pootje

Slide 8 - Quiz

Hoe schrijf je het verkleinwoord van lampion?
A
lampionnetje
B
lampiontje
C
lampionetje
D
lampionnentje

Slide 9 - Quiz

voltooide tijd van voelen
A
ik heb gevoelt
B
ik heb gevoeld
C
ik ben gevoelt
D
ik ben gevoeld

Slide 10 - Quiz

Wat is geen klankveranderend werkwoord?
A
zitten
B
vragen
C
duiken
D
spelen

Slide 11 - Quiz

Wat is het werkwoord in de volgende zin: Eefje sprong een gat in de lucht.
A
Eefje
B
gat
C
Sprong
D
lucht

Slide 12 - Quiz

Wat is de regel van categorie 16?
komma - s woord meervoud.
A
Meervoud en lange klank aan het eind: komma s behalve bij ee.
B
Meervoud en lange klank aan het eind: komma s behalve bij oo
C
Meervoud en lange klank aan het eind: komma s behalve bij uu
D
Meervoud en lange klank aan het eind: komma s behalve bij aa

Slide 13 - Quiz

de kassa's
kies de juiste antwoorden
A
colawoord
B
samenstelling
C
komma's woord
D
klankgroepenwoord

Slide 14 - Quiz

Sterke werkwoorden zijn
werkwoorden die.....
A
van klank veranderen (bijv. lopen - liepen)
B
niet van klank veranderen (bijv. bellen - belden )

Slide 15 - Quiz

Vraag 10
Wat is een sterk werkwoord?
A
brachten
B
snoeiden
C
lustten
D
veegden

Slide 16 - Quiz