Cursus 6-Formuleren-§2

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je synoniemen en verwijswoorden gebruikt, om te variëren in woordgebruik


Slide 2 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Lees de volgende tekst:

In het weekend werkt Daphne in het asiel. Daphne zorgt in het asiel voor de hondjes. Omdat er altijd veel hondjes in het asiel zitten, heeft Daphne haar handen er vol aan. De hondjes worden opgevangen in het asiel, omdat de hondjes in de steek gelaten zijn. De hondjes wachten met smart op een nieuw baasje. Daphne hoopt dat de hondjes allemaal goed terechtkomen.

Slide 3 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden





Zoals je aan het voorbeeld ziet, wordt een tekst saai als je steeds dezelfde woorden gebruikt. Het is beter om variatie aan te brengen:


Slide 4 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
In het weekend werkt de zestienjarige Daphne in het asiel. Zij zorgt daar voor de hondjes. Omdat er altijd veel van die beestjes in de dierenopvang zitten, heeft ze haar handen er vol aan. De viervoeters worden er opgevangen, omdat ze in de steek gelaten zijn. Daphne zorgt voor de dieren. Die wachten met smart op een nieuw baasje. ‘Ik hoop maar dat ze allemaal goed terechtkomen’, zegt de jonge verzorgster.

Slide 5 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Zo kun je herhaalde woorden in je tekst vervangen

Gebruik synoniemen. Dat zijn woorden met dezelfde betekenis: asiel – dierenopvang. Synoniemen kun je vinden in een woordenboek of met Word: ga met de cursor op het woord staan, klik op de rechter muisknop en ga naar Synoniemen.

Gebruik woorden die ongeveer hetzelfde betekenen: hondjes – viervoeters – beestjes.
Gebruik verwijswoorden, zoals die, dat, hij, hem, het, zij, ze , haar, hen, hun, er, daar.

Laat het herhaalde woord zo mogelijk weg.



Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Maken:
Cursus 6-§ 2- blz. 236
opdr. 1 t/m 3




Staat er: markeer, omcirkel of onderstreep in de opdracht, dan mag je het MET POTLOOD in je werkboek maken. 
De rest maak je in je schrift

Slide 12 - Diapositive

H2E-2022

Slide 13 - Diapositive

H2F

Slide 14 - Diapositive

Cursus 6-Formuleren

Slide 15 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden

Slide 16 - Diapositive