Les 06-04

Cours du 06-04
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Cours du 06-04

Slide 1 - Diapositive

Programme
- répéter                                                 (10 min)
   - 'werkwoorden op -er'
   - 'passé composé'
- Les devoirs: questions?                   ( 5 min)
- Phrases Clés C, H2                           (10 min)
- Phrases Clés G, H2                           (10 min)
- Les devoirs                                         ( 5 min)



Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Na de les kan ik mezelf en mijn familie voorstellen in het Frans. 

Na de les kan ik vertellen over mijn huis en mijn eigen kamer in het Frans. 

Slide 3 - Diapositive

Répéter
We gaan samen kijken naar:
- de werkwoorden op -er
- de passé composé


Slide 4 - Diapositive

Werkwoorden op -er in de tegenwoordige tijd
Er zijn heel veel werkwoorden in het Frans die op -er eindigen. Dit zijn regelmatige werkwoorden en volgen een bepaalde logica qua uitgangen. 
  • Weet iemand nog hoe je de ww op -er vervoegd naar de tegenwoordige tijd?
  • Kijk maar mee op de volgende dia:

Slide 5 - Diapositive

Dit levert het volgende stappenplan op:
Habiter (=wonen)

stap 1: habiter - er = habit...
stap 2: stam + uitgangen
je/j'          habit...  +e
tu            habit...  +es
il             habit...  +e
nous       habit...  +ons
vous       habit...  +ez
ils           habit...  +ent

Slide 6 - Diapositive

Probeer eens zelf:

Je, jouer (spelen)

Slide 7 - Question ouverte

Probeer eens zelf:

Nous, marcher (lopen)

Slide 8 - Question ouverte

Probeer eens zelf:

elle, randonner (wandelen)

Slide 9 - Question ouverte

Passé composé
Het stappenplan voor de passé composé, vul deze zelf in

1. .......
2. .......
3. .......


Slide 10 - Diapositive

De passé composé: maken


1. Juiste vorm 'avoir'
2. Voltooid deelwoord maken
3. achter elkaar zetten

Slide 11 - Diapositive

Kies het juiste antwoord:

Kim .............(nager) avec son ami.
A
as nagé
B
a nagé

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste antwoord:

Nous ........... (porter) un sac à dos.
A
avons porté
B
avez porté

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste antwoord:

Ils ............ (parler) beaucoup.
A
ont parle
B
ont parlé

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste antwoord:

Tu ...... (passer) de bonnes vacances?
A
as passes
B
as passé

Slide 15 - Quiz

Les devoirs
Il y a des question?

Huiswerk controle.

Slide 16 - Diapositive

Phrases Clés C, H2
Luister naar de uitspraak en zeg na.





We gaan nu luisteren naar 13e. Vul de opdracht in, in je online omgeving.
H2 > Bron C > oef. 13e.



Slide 17 - Diapositive

Maintenant, c'est à vous:
Faire ex. 15a

Verzin nu twee zinnen over jezelf waarin je jezelf voorstelt. 
1 zin is waar, 1 zin is niet waar.

Na 5 minuten gaan we deze twee zinnen presenteren 
aan elkaar. Bepaal voor jezelf welke zin waar is en welke
zin niet. 
 





timer
5:00

Slide 18 - Diapositive

Phrases Clés G, H2
Luister naar de uitspraak en zeg na.





Slide 19 - Diapositive

Maintenant, c'est à vous:
Faire ex. 29b

Bereid een kleine presentatie van 1 minuutje voor over jouw huis/slaapkamer.

Na 10 minuten gaan je jouw geschreven tekstje 
presenteren aan de klas. 
 





timer
10:00

Slide 20 - Diapositive

Afsluiting

Als ik wil zeggen dat ik broers of zussen heb doe ik dat als volgt:

Als ik wil vertellen hoe iemand heet doe ik dat zo:

Vertellen waar ik woon doe ik als volgt:

Vertellen dat mijn kamer mooi is doe ik zo:

Slide 21 - Diapositive

Les devoirs
Leren Phrases Clés C en G

Slide 22 - Diapositive