Les 9 A2



Hoe gaat het met je?
 Check in
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon



Hoe gaat het met je?
 Check in

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Les 9
1.  Spreekoefening praatplaten
2. grammatica omdat en als
3. schrijfoefening A2 feest
4. Nieuwe woorden + oefening
5. Spreekoefening feminisme

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Bij tijd over.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 Omdat en als
Je leert zinnen maken met omdat en als

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdzinnen

Volgorde van een hoofdzin:
Wie of wat - werkwoord - rest van de zin - tweede werkwoord
Ik kan vandaag niet werken, want ik ben ziek
Felix is moe, maar hij kan niet slapen




Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijzinnen
In een bijzin verandert de volgorde van de zin:
Het werkwoord staat op de laatste plaats wanneer je omdat of als gebruikt. 

Ik kan vandaag niet werken, omdat ik vandaag ziek ben.
We gaan naar Turkije, als we vakantie hebben

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omdat
Met omdat geef je een reden. 
Wanneer iemand een vraag stelt met waarom, geef je antwoord met omdat.
Vraag: Waarom kom je niet naar het feest?
Antwoord: Omdat ik die dag moet werken. 

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Als
Met als vertel je wanneer iets gebeurt. 
Stelt iemand een vraag met wanneer? Dan kun je antwoord geven met als. 
Vraag: Wanneer ga je uiteten?
Antwoord: Als ik jarig ben

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord past in de zin?
Mijn moeder is ziek. Ik help haar ____ ik tijd heb.
A
omdat
B
als

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord past in de zin?
Ik koop een pak koek voor haar, _____ ze dat lekker vindt.
A
omdat
B
als

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord past in de zin?
Ik laat mijn hond uit, ____ hij moet plassen of poepen.
A
omdat
B
als

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord past in de zin?
We dragen vandaag geen jas, _____ het warm is.
A
omdat
B
als

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

woorden

Beslissing
– Ik moet een belangrijke beslissing nemen over mijn toekomst.
Ervaring – Hij heeft veel ervaring met het werken in een restaurant.
Mening – Wat is jouw mening over deze film?
Uitnodigen – Ik wil je graag uitnodigen voor mijn verjaardagsfeest.
Verantwoordelijkheid – Het zorgen voor een huisdier is een grote verantwoordelijkheid.
Bovendien – Het regent hard. Bovendien is het erg koud.
Voorstel – Mijn collega heeft een goed voorstel voor het project.
Vergelijken – Je moet de prijzen van de telefoons goed vergelijken.
Oplossing – We moeten samen een oplossing vinden voor dit probleem.
Ondertussen – Ik kook en ondertussen kijk ik naar mijn favoriete serie.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul het juiste woord in: beslissing, ervaring, uitnodigen, oplossing, vergelijken
1. Ik wil je graag __________ voor mijn verjaardagsfeest volgende week.
2. Hij heeft veel __________ met werken in een hotel, dus hij krijgt de baan.
3. Dit probleem is lastig, maar samen kunnen we een goede __________ vinden.
4. Ik twijfel over welke laptop ik moet kopen. Ik ga eerst de prijzen __________.
5. Het is een moeilijke __________, maar ik moet kiezen welke studie ik ga doen.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je geleerd?
- Wat vond je van de les?
- Wat wil je volgende week leren?

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions