29 november

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Wat doen we vandaag?

• Vragen grammatica?
  
• Bespreken 4A
  
• 4A, C, voornaamwoord
• Kleuren 4A
• Vertalen 4A

Vragen grammatica/opdracht?

Geen vragen (meer)?

• Maak maar twee rijtjes.... 

Εὐρύκλεια παρθένος πέντε καὶ δέκα ἐνιαυτῶν ἦν,
θυγάτηρ δ’ Ἀρχιάδου καὶ Κρεούσης.

τῷ δ’ Ἀρχιάδῃ καὶ τῇ Κρεούσῃ καὶ υἱὸς ἦν, Φείδιππος ὄνομα.

ὁ μὲν οὖν Φείδιππος ἀνὰ πᾶσαν ἡμέραν εἰς τὸ
γυμνάσιον εἰσήρχετο παρὰ τὸν παιδοτρίβην καὶ ἐκεῖ
ἐγυμνάζετο·

ἐβούλετο γὰρ ἀθλητὴς γενέσθαι.

τῇ δ’ Εὐρυκλείᾳ οὐκ ἐξῆν ἐξ οἰκίας ἐξέρχεσθαι,

ἀλλ’ ἀναγκαῖον ἦν αὐτῇ ἔνδον μένειν παρθένῳ οὔσῃ.

ἡ δ’Εὐρύκλειά τε καὶ ἡ μήτηρ σὺν ταῖς δούλαις ὅλην τὴν ἡμέραν ἐν τῷ γυναικῶνι ἠργάζοντο·

τὸ γὰρ νήθειν καὶ τὸ ὑφαίνειν καὶ τὸ ῥάπτειν ἔργα γυναικῶν ἦν.

οὕτω δὴ ὅλην τὴν ἡμέραν ἠργάζοντο, αὐταί τε καὶ αἱ δοῦλαι.

τῆς δ’ ἑσπέρας τὴν Εὐρύκλειαν πολλάκις
κάματος μέγας ἔλαβεν.

κάμνουσα δ’ αὐτίκα ἐκοιμήθη.

ὁ μέντοι Φείδιππος σὺν τοῖς ἑταίροις ἐν τῇ πόλει συνεποσίαζεν.

νυκτὸς δὲ τῇ Εὐρυκλείᾳ πολλάκις ὁ αὐτὸς ὄνειρος ἐπήρχετο.

ἐν δὲ τῷ ὀνείρῳ ἡ Εὐρύκλεια αὐτὴ νεανίας
ἦν καὶ ἐξ οἰκίας ἐξήρχετο εἰς τὸ γυμνάσιον.

ἔπειτα γυμνασαμένη τὸ γυμνάσιον κατέλειπε, ἀλλ’ οὐκ αὐτίκα εἰς τὴν οἰκίαν ἐπανήρχετο.

χρόνον δὲ πολὺν ἐν τῇ πόλει περιήρχετο πρὸς τοὺς ἄνδρας βλέπουσα καὶ δὴ καὶ πρὸς τοὺς νεανίας.

τέλος δ’ εὐκόλως εἰς τὴν οἰκίαν ἐπανήρχετο καὶ εἰς τὸν ἀνδρῶνα ....

ἀλλ’ ἀεὶ ἠγείρετο καὶ αὐτίκα ἀθύμως ἐνενοεῖτο·

τοῦτό μοι οὔποτε γενήσεται παρθένῳ οὔσῃ.

C Voornaamwoord

Opdracht bij de tekst

• Kleur in elke zin:
• De persoonsvorm.
  
• Andere werkwoordsvormen in een andere kleur.
• Alle Nominativi in een andere kleur.
• Alle directe en indirecte objecten ieder in een andere kleur.
• (Dus: lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp).

Symboule 1

• 1 a γυμνάζω
  
• b/c zich oefenen = trainen

Symboule 2

• 2 a omdat ik hard rende haalde ik de trein
  
• hoewel ik hard rende miste ik de trein
  
• b terwijl zij naar de mannen keek; omdat ik een meisje ben
  
• c congruentie tussen part. en woord waar het bij hoort; in het Nederlands door
  
• onderwerp van bijzin degene te laten zijn waarbij het part. hoort

Symboule 3-4

• 3 a infinitivi
  
• b maakt het een zelfstandig naamwoord
  
• 4 a gen.
  
• b ’s avonds, ’s nachts
  
• d ’s morgens, ’s winters

Oefeningen 1

• 1 zij oefenden
• 2 komen
• 3 wij namen (aor.)
• 4 het gebeurde (aor.) 
• 5 zij laten achter

Oefeningen 1

• 6 hij wilde
  
• 7 zij gingen naar buiten
  
• 8 jij meende
  
• 9 hopen, verwachten
  
• 10 worden, gebeuren

Oefeningen 2

• 1 Εὐρύκλεια 
• Eurykleia ging blij naar de sportschool.
  
• 2 οἱ νεανίαι 
• De jongens verlieten de sportschool nadat ze geoefend hadden.

Oefeningen 2

• 3 ἡ μήτηρ 
  
• Nadat/Omdat de moeder de hele dag had gewerkt wilde ze meteen slapen.
• 4 οἱ νεανίαι 
• Nadat de jongens de sportschool hadden verlaten / Na het verlaten van de sportschool gingen ze niet meteen naar huis.

Oefeningen 2

• 5 αἱ παρθένοι 
• De meisjes huilden vaak omdat ze niet naar buiten konden gaan.
  

Oefeningen 3

• 1 c dat. ev m 
• 2 h dat. mv v 
  
• 3 f gen. mv m   
• 4 a nom./acc. ev o

Oefeningen 3

• 5 g nom. mv v    
  
• 6 d gen. ev v   
• 7 b acc. ev m  
• 8 e nom. mv m

Oefeningen 4

• 1 ἦν 
• De naam van de jongen was Pheidippos.
  
• 2 εἶναι 
• Eurykleia verlangde ernaar een jongen te zijn.
  
• 3 ἦσαν 
• Archiades had twee kinderen.

Oefeningen 4

• 4 ἐβόησεν 
• De kinderen schreeuwden met luide stem.
  
• 5 ἐργασάμεναι 
• De meisjes willen slapen omdat ze gewerkt hebben. / Nadat ze gewerkt hebben willen de meisjes slapen.

Oefeningen 4

• 6 ἐστίν 
• Het is noodzakelijk voor de meisjes in huis te blijven. / De meisjes moeten in huis blijven.
  

Oefeningen 5

• 1 ἡ δούλη χαίρουσα ἠργάζετο.
  
• De slavin werkte terwijl ze zich verheugde / blij.
  
• 2 αἱ δοῦλαι καθεύδουσαι οὐδὲν ἤκουον.
  
• De slavinnen hoorden niets omdat ze sliepen.
  
• 3 τὴν παρθένον καθεύδουσαν ηὗρον.
  
• Ze vonden het meisje slapend / terwijl ze sliep.

Oefeningen 5

• 4 ὁ νεανίας χαίρων ἐγυμνάζετο.
  
• De jongen oefende blij / terwijl hij zich verheugde.
  
• 5 οἱ ἄνθρωποι φεύγοντες ἐξήρχοντο.
  
• De mannen gingen vluchtend / op de vlucht naar buiten.
  
• 6 Φειδίππῳ νεανίᾳ ὄντι γυμνάζεσθαι ἐξῆν.
  
• Het was mogelijk voor Pheidippos te oefenen. / Pheidippos kon oefenen, omdat hij een jongen was.

Aan het werk.

• Leer de woordjes en grammatica t/m 4A
• [Kleur 4A, af.]
• Vertaal 4A, af. 

Dit is ook huiswerk. 

Wat heb je vandaag geleerd?

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?