2.2 waarom zou je sparen?

Terugblik les 2.1

Waarom zou je sparen?
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Terugblik les 2.1

Waarom zou je sparen?

Slide 1 - Diapositive

2.1 Pinpas of portemonee?
Directe ruil:
Je ruilt goederen en diensten zonder gebruik te maken van geld
Indirecte ruil:
Je gebruikt geld als ruilmiddel

Slide 2 - Diapositive

2.1 Pinpas of portemonee?
Giraal geld wordt chartaal geld als je het opneemt bij een geldautomaat

Slide 3 - Diapositive

2.2 Waarom zou je sparen?
Deze les leer je:
  • Wat de functies van geld zijn
  • Welke redenen je kunt hebben om te sparen
  • Wat rente is en hoe je dit moet berekenen 

Slide 4 - Diapositive

Geldfuncties
  1. Ruilmiddel
  2. Rekenmiddel
  3. Spaarmiddel
Geldfuncties
Ruilmiddel
je koopt iets
Spaarmiddel
Geld bewaren om later uit te geven
Rekenmiddel
Om de waarde van iets in geld uit te drukken

Slide 5 - Diapositive

Spaar jij ergens voor?

Slide 6 - Carte mentale

2.2 Waarom zou je sparen?
Redenen om te sparen (spaarmotieven):
  • Voor een doel (-> om over een tijdje een bepaald iets te kunnen kopen)
  • Uit voorzorg (-> zodat je geld hebt voor als je onverwacht iets moet betalen)
  • Voor de rente (-> je krijgt rente van de bank).

Slide 7 - Diapositive

Rente
  • Je spaart je geld op de bank
  • De bank 'bewaart' jouw geld. 
  • De bank mag jouw geld uitlenen aan andere klanten.
  • Als 'bedankje' daarvoor krijg jij rente % 

Slide 8 - Diapositive

Rente berekenen
Rentebedrag per jaar = percentage :100 x spaarbedrag

Slide 9 - Diapositive

Je hebt € 500,- op je spaarrekening en je krijgt 1,3% rente. Wat is het rentebedrag na een jaar? 

Rentebedrag per jaar = percentage :100 x spaarbedrag

1) Het percentage :
2)Het spaarbedrag:

percentage :100 x  spaarbedrag = 

Slide 10 - Diapositive

Rayan krijg 1,4% rente over zijn €1.200 spaargeld. Bereken de rente die Rayan ontvangt na 1 jaar.

Slide 11 - Question ouverte

Wanneer je iets koopt, gebruik je geld als rekenmiddel
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Welk spaarmotief gebruik je als je spaart voor een televisie?
A
sparen voor de rente
B
sparen uit voorzorg
C
sparen voor een doel
D
sparen voor een ander

Slide 13 - Quiz

1. Wat zijn de drie geldfuncties?
2. Noem drie renenen om te sparen.
3. Rayan krijgt 1,2 procent rente over zijn €5100 spaargeld. Hoeveel rente ontvangt Rayan na 1 jaar?

Slide 14 - Question ouverte

Welkom bij Economie

Slide 15 - Diapositive

2.3 Waarom zou je lenen?
 Leeldoelen? Aan het einde van de les; 
  • kan je de verschillende redenen waarom mensen geld lenen (leenmotief) benoemen 

  • kan je uitleggen waarom 'geld lenen geld kost' 
  • ken je  het verschil tussen aflossing en rente.  
Planning;
  • Terugblik naar paragraaf 2.2 
  • hw odracht 19 
  • voorkennis ophalen paragraaf 2.3 
  • uitleg + zw 

Slide 16 - Diapositive

Terugblik les 2.2

waarom zou  je sparen?

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Welke geldfunctie hoort bij het filmpje?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 19 - Quiz

Sparen voor rente
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg

Slide 20 - Question de remorquage

Wettige betaalmiddelen: bankbiljetten en munten.

Geld dat mensen op hun betaalrekening hebben.

Drie manieren om geld te gebruiken.

Je koopt of verkoopt goederen of diensten met geld.

Je geeft met geld de waarde van producten aan.

Je geeft een deel van je inkomen niet uit om het later te gebruiken.



Opdracht: Sleep de begrippen naar de juiste plaats.
...................
...................
...................
...................
...................
...................
chartaal geld
giraal geld
geldfuncties
ruilmiddel
rekenmiddel
spaarmiddel

Slide 21 - Question de remorquage

Rayan krijg 1,3% rente over zijn €1.300 spaargeld. Bereken de rente die Rayan ontvangt na 1 jaar.

Slide 22 - Question ouverte

hw opdracht

Slide 23 - Question ouverte

2.3 Waarom zou je lenen?
Aan het einde van de les; 

  • kan je de verschillende redenen waarom mensen geld lenen (leenmotief) benoemen 


  • kan je uitleggen waarom 'geld lenen geld kost' 

  • ken je het verschil tussen aflossing en rente is. 

Slide 24 - Diapositive


Leen je wel eens geld van iemand?
Ik heb nog nooit geld geleend.
Ik leen wel eens geld van mijn ouders.
Ik leen wel eens geld van een vriend of vriendin.

Slide 25 - Sondage

Slide 26 - Diapositive

Leg de onderstaande zin uit:
"Let op! Geld lenen kost geld."

Slide 27 - Question ouverte

kosten berekenen
Lening bestaat uit:  Aflossing  en Rente

Stel je leent € 5.000,- bij de bank en die betaal je in 24 termijnen.
Per maand (termijn) betaal je € 250,- 
Totale kosten ->  24 x 250 = € 6.000,- 

Je hebt € 5.000,- geleend dus betaal je € 1.000,- aan kredietkosten

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Lien

Aan de slag

Paragraaf 2.3 opdracht 29 tot 38

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien

Wat is geen leenmotief?
A
Geld lenen voor de aanschaf van een huis.
B
Geld lenen om extra rente te ontvangen
C
Geld lenen omdat je dringend geld nodig hebt.
D
Geld lenen om een tijdelijk geldtekort op te vangen.

Slide 32 - Quiz

een lening bestaat uit...?
timer
0:20
A
Rente + aflossing
B
Aflossing
C
Rente
D
Aflossing - rente

Slide 33 - Quiz

Wat is aflossen?
A
Geld terugbetalen dat je hebt geleend
B
Geld gebruiken van een ander
C
Het niet uitgeven van een deel van je inkomen
D
Een vergoeding van de bank voor jouw spaargeld

Slide 34 - Quiz