Examenvoorbereiding

Examenvoorbereiding
Examenvoorbereiding:
* Je kunt goed formuleren en spellen
* Maak je oefen-CSE 2019, tijdvak 2
* Bestudeer in NN Cursus 10: Examen

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Examenvoorbereiding
Examenvoorbereiding:
* Je kunt goed formuleren en spellen
* Maak je oefen-CSE 2019, tijdvak 2
* Bestudeer in NN Cursus 10: Examen

Slide 1 - Diapositive

Waar wil je de komende werkuren nog uitleg over?

Slide 2 - Question ouverte

Wat ben ik blij dat die ..... erop zit!
A
corona periode
B
coronaperiode

Slide 3 - Quiz

Waar moet je tijdens het CSE (= Tekstinzicht) zoal aan denken?

Slide 4 - Question ouverte

Een ervaringsargument wordt ook wel een 'empirisch argument' genoemd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Een causaal verband is hetzelfde als een oorzaak-gevolgverband
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Noteer het volgende voltooid deelwoord: (finishen): hij finishte.
Hij is .....

Slide 7 - Question ouverte

Hoe schrijf je een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt?
De ...... dictator
A
gehaate
B
gehaatte
C
gehate
D
gehatte

Slide 8 - Quiz

De .... asfaltweg
A
verbreede
B
verbrede
C
verbredde
D
verbreedde

Slide 9 - Quiz

Dat is een .... probleem.
A
veel voorkomend
B
veel voor komend
C
veelvoorkomend

Slide 10 - Quiz

De overheid mag .... burgers niet bedriegen!
A
haar
B
zijn

Slide 11 - Quiz

Is 'media' een enkelvoudig of een meervoudig ZN?

Slide 12 - Question ouverte

De regering moet .... problemen snel oplossen.
A
haar
B
zijn

Slide 13 - Quiz

Noteer het voltooid deelwoord van: interesseren: ik ben zeer ....

Slide 14 - Question ouverte

Noteer de volgende 'bezitsconstructie':
Hans heeft een auto. Het is ..... auto.

Slide 15 - Question ouverte

Hij geeft ... een tip.
A
hen
B
hun

Slide 16 - Quiz

Hij heeft ... gezien.
A
hen
B
hun

Slide 17 - Quiz

Zij is veel aardiger ... haar zus.
A
als
B
dan

Slide 18 - Quiz

Jij bent even groot als ...
A
mij
B
mijn
C
me
D
ik

Slide 19 - Quiz