Week 44 V3H

Programm
Rückblick
  • TEA
Verben
  • (Regelmäßige) Verben
  • Modalverben

(viele)Hausaufgaben
Ga zitten volgens de plattegrond 
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Programm
Rückblick
  • TEA
Verben
  • (Regelmäßige) Verben
  • Modalverben

(viele)Hausaufgaben
Ga zitten volgens de plattegrond 

Slide 1 - Diapositive

Rückblick TEA
Over het algemeen goed gemaakt
Opvallende zaken:
  • verschil in kwaliteit leerwerk vs. vaardigheden
  • werkwoorden
  • hoofdletters
  • grammatica zonder schema is best lastig

Slide 2 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden

Slide 3 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden: uitgangen
       Stam
ich
e
du
st
er/sie/es
t
wir
en
ihr
t
Sie/sie
en

Slide 4 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden: uitgangen na stam+t/d
       Stam+t/d
ich
e
du
est
er/sie/es
et
wir
en
ihr
et
Sie/sie
en

Slide 5 - Diapositive

Ich (spielen)
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
gespielt

Slide 6 - Quiz

ihr (machen)
A
machen
B
machst
C
macht
D
machet

Slide 7 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (hören) gerne Musik.
A
hort
B
höre
C
horst
D
horen

Slide 8 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.
A
kaufst
B
kaufen
C
kaufet
D
kauft

Slide 9 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche

Slide 10 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (spielen) gern Tennis.
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
spielst

Slide 11 - Quiz

Werkwoorden
Naast de bekende regel- en onregelmatige werkwoorden is er nog een ander soort werkwoord. Deze noemen we modale werkwoorden. Die term mag je snel vergeten, maar je moet wel onthouden hoe een bepaald rijtje werkwoorden vervoegd moet worden.

Slide 12 - Diapositive

Modalverben
V3
Üben mit

Slide 13 - Diapositive

Wat zijn Modalverben?
 Dit zijn werkwoorden die in een zin aangeven met welk gevoel iets gebeurt. 
In het Duits zijn dit de woorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen. 

Slide 14 - Diapositive

Vervoegen Modalverben
  1. meervoud vervoeg je zoals altijd.

2 enkelvoud de eerste en derde krijgen geen uitgang

3 de tweede letter in de enkelvoud verandert 

Tip! Gebruik blz. 77 om te checken!

Slide 15 - Diapositive

Wat betekent dürfen ?

Slide 16 - Question ouverte

Wat betekent mögen ?

Slide 17 - Question ouverte

Er zijn drie regels om de modale werkwoorden goed te vervoegen.
Twee regels voor enkelvoud en een regel voor meervoud.
Welke?

Slide 18 - Question ouverte

De tweede letter verandert zich naar welke letter?

dürfen, können, mögen
A
i
B
u
C
e
D
a

Slide 19 - Quiz

De tweede letter van het werkwoord müssen verandert zich ook.

Naar welke?
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 20 - Quiz

Opdracht 1
Zoek de goede vorm

Slide 21 - Diapositive

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 22 - Quiz

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 23 - Quiz

Weißt du, ob er Spinat ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 24 - Quiz

Herr Lehrer, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 25 - Quiz

Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürf

Slide 26 - Quiz

Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?
A
magt
B
mögt
C
mögen
D
mag

Slide 27 - Quiz

Vervoegen Modalverben oef. 3
  1. meervoud vervoeg je zoals altijd.

2 enkelvoud de eerste en derde krijgen geen uitgang

3 de tweede letter in de enkelvoud verandert 

Slide 28 - Diapositive

Opdracht 
Vervoeg het modale werkwoord in combinatie met het juiste persoonlijk voornaamwoord

Slide 29 - Diapositive

Kannst du schwimmen? Ja, ........... ..........
gut schwimmen

Slide 30 - Question ouverte

Kann ich kommen?
Diese Woche ................... ..... leider nicht kommen.

Slide 31 - Question ouverte

Was mögen Sie am liebsten? Eis .......... .............
am liebsten, aber ohne Sahne

Slide 32 - Question ouverte

Darf ich nach Hause? Nein, ......... .............
noch nicht nach Hause.
Die Arbeit ist noch nicht fertig

Slide 33 - Question ouverte

Können wir helfen? Nein, hiermit ................. .............
nicht helfen. Danke.

Slide 34 - Question ouverte

Zet elk werkwoord op de juiste plek

Slide 35 - Diapositive

Ich ........... um 22 Uhr zu Hause sein.
Nein, Ich .................. noch nicht in die Disko gehen.
Ich ................ sehr gut schwimmen
Ich ............. Eis
darf
muss
kann
mag

Slide 36 - Question de remorquage

Corrigeer de fouten

Slide 37 - Diapositive

Ich kanne morgen leider nicht mitgehen.

Slide 38 - Question ouverte

Musst ihr unbedingt in die Stadt gehen?

Slide 39 - Question ouverte

Und ihr, was für Eis magt ihr?


Slide 40 - Question ouverte

Aufgaben
Aufgabe 45 auf Seite 54
Aufgabe 46 auf Seite 55
Aufgabe 49 ab Seite 57
Aufgabe 50 auf Seite 58
Aufgabe 51 auf Seite 58
Aufgabe 52 auf Seite 59
Aufgabe 53 abSeite 59
timer
8:00
Gebruik blz. 77!!!!

Slide 41 - Diapositive