Tabellen en grafieken (1.1 en 1.2)

H1 Tabellen en grafieken

Par. 1.1 en 1.2

1 / 45

Slide 1: Diapositive

WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

La durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

H1 Tabellen en grafieken

Par. 1.1 en 1.2

Slide 1 - Diapositive

Sommige vragen komen vaker voor. Heb je de vraag de eerste keer goed, dan kun je de volgende overslaan. Zo niet, kijk dan goed wat je fout hebt gedaan bij de uitwerkingen en maak de vraag nog een keer. De tweede versie is iets anders, maar heeft wel dezelfde structuur.

Probeer te begrijpen wat je fout hebt gedaan!!

Gebruik pen, papier en rekenmachine bij de berekeningen!

Slide 2 - Diapositive

Procenten en verhoudingen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Geef hier het antwoord op de vorige vraag:
Bereken hoeveel procent minder auto's er in het tweede jaar zijn verkocht. Rond af op 1 decimaal.
(Schrijf bij het antwoord ook het procentteken op.)

Slide 5 - Question ouverte

Jaar 1 --> 824 auto's verkocht (oud)

Jaar 2 --> 203 auto's verkocht (nieuw)

% =

dus 75,4% minder auto's verkocht

\frac{​ n i e u w - o u d ​ ​}{​ o u d ​} \cdot 100

\frac{​ 2 0 3 - 8 2 4 ​ ​}{​ 8 2 4 ​} \cdot 100 = - 75, 364 . . . \approx - 75, 4

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Geef hier het antwoord op de vorige vraag:
Bereken hoeveel procent minder stoelen er in het tweede jaar zijn verkocht. Rond af op 1 decimaal.
(Schrijf bij het antwoord ook het procentteken op.)

Slide 8 - Question ouverte

Jaar 1 --> 713 stoelen verkocht (oud)

Jaar 2 --> 154 stoelen verkocht (nieuw)

% =

dus 78,4% minder stoelen verkocht

\frac{​ n i e u w - o u d ​ ​}{​ o u d ​} \cdot 100

\frac{​ 1 5 4 - 7 1 3 ​ ​}{​ 7 1 3 ​} \cdot 100 = - 78, 401 . . . \approx - 78, 4

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Geef hier het antwoord op de vorige vraag:

Bereken hoeveel schriften er in het eerste jaar zijn verkocht.

Slide 11 - Question ouverte

Jaar 1 --> Hoeveel schriften verkocht? (oud)

Jaar 2 --> 388 schriften verkocht (nieuw)

Jaar 1 --> 100%

Jaar 2 --> 100% - 48,3% = 51,7% (afname van 48,3%!!)

groeifactor was 0,517

Oud . groeifactor = nieuw

Oud . 0,517 = 388

Oud = dus er zijn toen 750 schriften verkocht.

\frac{​ 3 8 8 ​ ​}{​ 0 , 5 1 7 ​} \approx 750

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Geef hier het antwoord op de vorige vraag:

Bereken hoeveel fietsen er in het eerste jaar zijn verkocht.

Slide 14 - Question ouverte

Jaar 1 --> Hoeveel fietsen verkocht? (oud)

Jaar 2 --> 459 fietsen verkocht (nieuw)

Jaar 1 --> 100%

Jaar 2 --> 100% - 46,9% = 53,1% (afname van 46,9%!!)

groeifactor was 0,531

Oud . groeifactor = nieuw

Oud . 0,531 = 459

Oud = dus er zijn toen 864 fietsen verkocht.

\frac{​ 4 5 9 ​ ​}{​ 0 , 5 3 1 ​} \approx 864

Slide 15 - Diapositive

Bereken hoeveel asielzoekers land A moet opnemen.

Slide 16 - Question ouverte

Verhouding van de inwoneraantallen tussen de landen:

land A : land B : land C

27 : 26 : 37

Dat zijn 27 + 26 + 37 = 90 delen

^ste deel gaat naar land A dus

Land A moet 2232 asielzoekers opnemen.

\frac{​ 2 7 ​ ​}{​ 9 0 ​}

\frac{​ 2 7 ​ ​}{​ 9 0 ​} \cdot 7440 = 2232

Slide 17 - Diapositive

Bereken hoeveel asielzoekers land B moet opnemen.

Slide 18 - Question ouverte

Verhouding van de inwoneraantallen tussen de landen:

land A : land B : land C

31 : 22 : 35

Dat zijn 31 + 22 + 35 = 88 delen

^ste deel gaat naar land B dus

Land B moet 1875 asielzoekers opnemen.

\frac{​ 2 2 ​ ​}{​ 8 8 ​}

\frac{​ 2 2 ​ ​}{​ 8 8 ​} \cdot 7500 = 1875

Slide 19 - Diapositive

Wetenschappelijke notatie

Slide 20 - Diapositive

Bereken en schrijf het antwoord in de wetenschappelijke notatie. Rond zo nodig af op één decimaal. Gebruik een sterretje als keerteken en een dakje om 'tot de macht' te geven b.v. schrijf je als 5,1*10^-3

125 \cdot 33300 =

5, 1 \cdot 10^{​ - 3 ​ ​}

Slide 21 - Question ouverte

125 \cdot 33300 = 4162500

In de wetenschappelijke notatie moet de komma 6 plaatsen naar links verschoven worden, dus exponent 6 hoger en in dit geval wordt de exponent dus 6:

4162500 = 4, 162500 \cdot 10^{​ 6 ​ ​} \approx 4, 2 \cdot 10^{​ 6 ​ ​}

Slide 22 - Diapositive

2500 \cdot 166500 =

5, 1 \cdot 10^{​ - 3 ​ ​}

Slide 23 - Question ouverte

2500 \cdot 166500 = 416250000

In de wetenschappelijke notatie moet de komma 8 plaatsen naar links verschoven worden, dus exponent 8 hoger en in dit geval wordt de exponent 8:

416250000 = 4, 162500 \cdot 10^{​ 8 ​ ​} \approx 4, 2 \cdot 10^{​ 8 ​ ​}

Slide 24 - Diapositive

\frac{​ 2 5 d u i z e n d ​ ​}{​ 6 m i l j a r d ​} =

Slide 25 - Question ouverte

\frac{​ 2 5 d u i z e n d ​ ​}{​ 6 m i l j a r d ​} = \frac{​ 2 5 0 0 0 ​ ​}{​ 6 \cdot 1 0 ^{​ 9 ​ ​} ​} = 4, 1666666 . . . \cdot 10^{​ - 6 ​ ​} \approx 4, 2 \cdot 10^{​ - 6 ​ ​}

Slide 26 - Diapositive

\frac{​ 2 , 5 m i l j a r d ​ ​}{​ 6 d u i z e n d ​} =

Slide 27 - Question ouverte

\frac{​ 2 , 5 m i l j a r d ​ ​}{​ 6 d u i z e n d ​} = \frac{​ 2 , 5 \cdot 1 0 ^{​ 9 ​ ​} ​ ​}{​ 6 0 0 0 ​} = 416666, 666 . . .

In de wetenschappelijke notatie moet de komma 5 plaatsen naar links verschoven worden, dus exponent 5 hoger en in dit geval wordt de exponent 5:

416666, 666 . . . = 4, 16666666 . . . \cdot 10^{​ 5 ​ ​} \approx 4, 2 \cdot 10^{​ 5 ​ ​}

Slide 28 - Diapositive

Hoeveel liter is

0, 653 m^{​ 3 ​ ​}

Hoeveel liter is ?

Slide 29 - Question ouverte

0, 653 m^{​ 3 ​ ​} = 0, 653 \cdot 1000 = 653 d m^{​ 3 ​ ​} = 653 L

1 liter is 1 dm³

inhoudsmaat dus factor is 1000

van m³ naar dm³ is één stap naar rechts dus vermenigvuldigen met 1000

Slide 30 - Diapositive

Hoeveel ha is ?

6, 53 \cdot 10^{​ 10 ​ ​} d m^{​ 2 ​ ​}

Hoeveel ha is ?

Slide 31 - Question ouverte

6, 53 \cdot 10^{​ 10 ​ ​} d m^{​ 2 ​ ​} = \frac{​ 6 , 5 3 \cdot 1 0 ^{​ 10 ​ ​} ​ ​}{​ 1 0 0 ^{​ 3 ​ ​} ​} h m^{​ 2 ​ ​} = 65300 h m^{​ 2 ​ ​} = 65300 h a

1 ha is 1 hm²

oppervlaktemaat dus factor is 100

van dm² naar hm² is drie stappen naar links dus delen door met 100³

Slide 32 - Diapositive

Een wedstrijdbad heeft een lengte van 50 m. In het bad zijn 10 banen van elk 25 dm breed. Het water staat 225 cm hoog. Bereken hoeveel liter water er in het bad zit. Geef je antwoord met L achter de hoeveelheid.

Slide 33 - Question ouverte

Alles omzetten naar maten met decimeters, want het antwoord moet in liters gegeven worden dus dm³

Lengte is 50 m = 500 dm

Breedte is 10 x 25 dm = 250 dm

Hoogte is 225 cm = 22,5 dm

Inhoud = lengte x breedte x hoogte

Er zit dus 2812500 L water in het zwembad

500 \cdot 250 \cdot 22, 5 = 2812500 d m^{​ 3 ​ ​}

Slide 34 - Diapositive

Een wedstrijdbad heeft een lengte van 25 m. In het bad zijn 8 banen van elk 25 dm breed. Het water staat 225 cm hoog. Bereken hoeveel liter water er in het bad zit. Geef je antwoord met L achter de hoeveelheid.

Slide 35 - Question ouverte

Alles omzetten naar maten met decimeters, want het antwoord moet in liters gegeven worden dus dm³

Lengte is 25 m = 250 dm

Breedte is 8 x 25 dm = 200 dm

Hoogte is 225 cm = 22,5 dm

Inhoud = lengte x breedte x hoogte

Er zit dus 112500 L water in het zwembad

250 \cdot 200 \cdot 22, 5 = 1125000 d m^{​ 3 ​ ​}

Slide 36 - Diapositive

Tijdens de Olympische Spelen in Tokio won Sifan Hassan de gouden medaille op de 5000 meter in een tijd van 14.36,70. Wat was haar gemiddelde snelheid in km per uur? Rond af op 1 decimaal.

Slide 37 - Question ouverte

5000 meter in 14.36,70 betekent 5000 meter in 14 minuten en 36,70 seconden

Tijd in seconden: 14 x 60 + 36,70 = 876,70

Snelheid in meter per seconde:

Snelheid in kilometer per uur:

km/uur

5, 703 . . . \cdot 3, 6 = 20, 531 . . . \approx 20, 5

\frac{​ 5 0 0 0 ​ ​}{​ 8 7 6 , 7 0 ​} = 5, 703 . . . \frac{​ m ​ ​}{​ s ​}

Slide 38 - Diapositive

Tijdens de Olympische Spelen in Tokio won Sifan Hassan de gouden medaille op de 10000 meter in een tijd van 29.55,32. Wat was haar gemiddelde snelheid in km per uur? Rond af op 1 decimaal.

Slide 39 - Question ouverte

10000 meter in 29.55,32 betekent 10000 meter in 29 minuten en 55,32 seconden

Tijd in seconden: 29 x 60 + 55,32 = 1795,32

Snelheid in meter per seconde:

Snelheid in kilometer per uur:

km/uur

5, 570 . . . \cdot 3, 6 = 20, 052 . . . \approx 20, 1

\frac{​ 1 0 0 0 0 ​ ​}{​ 1 7 9 5 , 3 2 ​} = 5, 570 . . . \frac{​ m ​ ​}{​ s ​}

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Question ouverte

Antwoord wordt gevraagd in mm, dus handig om de gegevens eerst naar mm³ en mm² om te zetten:

oppervlakte --> 85 m² = 85 x 100³mm²

oppervlakte dus factor 100 gebruiken en 3 stappen naar rechts dus x 100³

inhoud --> 8 L = 8 dm³ = 8 x 1000² mm³

inhoud dus factor 1000 gebruiken en 2 stappen naar rechts dus x 1000²

oppervlakte x hoogte = inhoud --> hoogte (dikte verflaag) = inhoud/oppervlakte

dus dikte verflaag is 0,09 mm

km hm dam m dm cm mm (zie les over omrekenen)

\frac{​ 8 \cdot 1 0 0 0 ^{​ 2 ​ ​} ​ ​}{​ 8 5 \cdot 1 0 0 ^{​ 3 ​ ​} ​} \approx 0, 09

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Question ouverte

Antwoord wordt gevraagd in mm, dus handig om de gegevens eerst naar mm³ en mm² om te zetten:

oppervlakte --> 70 m² = 70 x 100³mm²

oppervlakte dus factor 100 gebruiken en 3 stappen naar rechts dus x 100³

inhoud --> 5 L = 5 dm³ = 5 x 1000² mm³

inhoud dus factor 1000 gebruiken en 2 stappen naar rechts dus x 1000²

oppervlakte x hoogte = inhoud --> hoogte (dikte verflaag) = inhoud/oppervlakte

dus dikte verflaag is 0,07 mm

km hm dam m dm cm mm (zie les over omrekenen)

\frac{​ 5 \cdot 1 0 0 0 ^{​ 2 ​ ​} ​ ​}{​ 7 0 \cdot 1 0 0 ^{​ 3 ​ ​} ​} \approx 0, 07

Slide 44 - Diapositive

EINDE

Slide 45 - Diapositive

Tabellen en grafieken (1.1 en 1.2)

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Question ouverte

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Question ouverte

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Question ouverte

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Question ouverte

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Question ouverte

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Plus de leçons comme celle-ci

H1 - Tabellen en grafieken

M4 Workshop 1- Rekenen, meten en schatten

8.2 Wetenschappelijke notatie: OM TE OEFENEN

Wetenschappelijke notatie

HAVO1 - Machten (op de rekenmachine) - les 4 & 5

HAVO1 - Machten vermenigvuldigen - les 6

H5 klas 4 kader/gemengd

Wetenschappelijke notatie