Spelling overige werkwoordsvormen (p. 249-250) opdr 7 en 8
Spelling overige werkwoordsvormen
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Spelling overige werkwoordsvormen
Slide 1 - Diapositive
Instructie
Deze opdrachten horen bij de theorie op pagina 248 van je theorieboek.
Druk steeds op 'bewaren' om je antwoord op te slaan.
Slide 2 - Diapositive
Opdracht 7 (p.249)
Lees de opdracht in je boek en beantwoord de vragen in de volgende slides.
Slide 3 - Diapositive
1. Zijn er nog notabele (uitnodigen) voor ween bezoek aan het gemeentehuis, dat morgen (worden) (openen)?
Slide 4 - Question ouverte
2. De docent (trachten) ons ervan te (overtuigen), dat we tijdens het practicum onvoldoende nauwkeurig hadden (werken).
Slide 5 - Question ouverte
3. Is een deel van de lading van het (stranden) schip vannochtend (aanspoelen) op de Engelse kust?
Slide 6 - Question ouverte
4. (Werken) aan zijn scriptie (vallen) de student in slaap boven de door zijn begeleider (verplichten) boeken.
Slide 7 - Question ouverte
5. De predikant (toespreken) de familie van de (overlijden) notaris met (troostende) woorden (bemoedigen).
Slide 8 - Question ouverte
6. Als gevolg van de extreme hitte waren de gisteren (kopen) bloemen vanmorgen al (verwelken).
Slide 9 - Question ouverte
7. Zijn de (emailleren) bekers erg (beschadigen) door de val?
Slide 10 - Question ouverte
8. De schaapherders (duwen) hun (haten) broertje in een diepe put en (halen) hem er pas de volgende ochtend weer uit.
Slide 11 - Question ouverte
9. Waren de leerlingen (verrassen) toen ze (horen) dat de fel (bekritiseren) directeur was (opstappen)?
Slide 12 - Question ouverte
10. (Staan) op de Waalbrug (aarzelen) Japi geen moment: hij (stappen) rustig in het traag (stromen) water.
Slide 13 - Question ouverte
Opdracht 8 (p.250)
Lees de opdracht door op pagina 250 en maak de vragen in Lessonup.
Slide 14 - Diapositive
1. (Vinden) je het vervelend dat je ouders naar Suriname (emigreren) zijn?
Slide 15 - Question ouverte
2. In welke minuut van de wedstrijd (worden) er voor het eerst (scoren)?
Slide 16 - Question ouverte
3. '(Redden) uzelf', zei ik tegen het slachtoffer. 'mijn aanwezigheid is ergens anders (vereisen).'
Slide 17 - Question ouverte
4. De uitsmijter heeft jaren lang (rugbyen) en omdat hij tegenwoordig veel (frituren) eet, (inboezemen) zijn postuur de clientèle van dit etablissement behoorlijk angst (...).
Slide 18 - Question ouverte
5. Pas toen de directeur 's nachts moest (braken), (merken) hij dat hij te zwaar (tafelen) had.
Slide 19 - Question ouverte
6. Gelukkig had ik juist al mijn bestanden (saven) toen mijn computer (crashen).
Slide 20 - Question ouverte
7. Totaal niet (vermoeden) dat er een surpriseparty voor hem was (organiseren), (binnenstappen) de jarige vrijgezel (...)
Slide 21 - Question ouverte
8. 'Waar (vinden) ik een goede loodgieter?' (verzuchten) de (beginnen) aannemer.
Slide 22 - Question ouverte
9. Nadat hij was (uitloggen), (eten) de portier een boterhammetje en (openvouwen) hij de krant (...) om de strips te (lezen).
Slide 23 - Question ouverte
10. Nu de kerst (naderen), zijn de dagen van deze (vetmesten) kalkoen te tellen.