Les 3: Reptielen




reptielen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
GroenVoortgezet speciaal onderwijsSpeciaal OnderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 18 min

Éléments de cette leçon




reptielen

Slide 1 - Diapositive

Reptiel 
Reptiel betekent kruipend dier.

Er zijn heel veel reptielen. Eigenlijk is het woord reptielen een verzamelnaam van een heleboel dieren: slangen, hagedissen, schildpadden en krokodillen. Reptielen zijn allemaal koudbloedig. Ook zijn ze allemaal gewerveld. Dat betekent dat ze allemaal een ruggengraat en andere botten hebben.

Slide 2 - Diapositive

De kenmerken van reptielen

Slide 3 - Diapositive

Waar komt metamorfose voor?
A
vissen
B
amfibieën
C
reptielen
D
vogels

Slide 4 - Quiz

wat is het gemeenschappelijke kenmerk van zoogdieren, vogels, vissen, amfibieën en reptielen?
A
ze hebben allemaal poten
B
ze halen allemaal adem
C
ze leggen allemaal eieren
D
ze hebben allemaal botten en een wervelkolom

Slide 5 - Quiz

Noem de vijf klassen van de gewervelde dieren:

Slide 6 - Question ouverte

Kenmerken
Bij de gewervelde dieren kan je indelen op basis van de 5 kenmerken:
  1. Huidbedekking
  2. Ademhalingsorgaan
  3. Temperatuur
  4. Voortplantingsmethode
  5. Voortbeweging

Slide 7 - Diapositive

Noem de 5 kenmerken van een reptiel:

Slide 8 - Question ouverte

Hoe halen reptielen adem?
A
kieuwen
B
kieuwen en huid
C
longen en huid
D
longen

Slide 9 - Quiz

Bij koudbloedige dieren is de lichaamstemperatuur ongeveer gelijk aan de temperatuur van de omgeving waarin het dier leeft. De lichaamstemperatuur van het dier varieert met de omgevingstemperatuur.
Een koudbloedig dier moet eerst warm worden (energie krijgen uit warmte) voordat hij kan bewegen. Voor beweging is namelijk warmte/energie nodig.
Warmbloedig wil zeggen dat een organisme zelf zijn lichaamstemperatuur regelt (onbewust). Het hart en stroming van het bloed zijn de kachel en zorgen voor warmte en energie. Het hart (de kachel) zorgt er voor dat  
de lichaamstemperatuur steeds gelijk blijft = constant en niet afhankelijk is van de omgevingstemperatuur.



Slide 10 - Diapositive

Vis
Vogel
Zoogdier
Reptiel
Amfibie
Sleep de juiste huid naar het juiste dier.

Slide 11 - Question de remorquage







Zijn de dieren op de volgende dia's warm of koudbloedig?

Slide 12 - Diapositive

Koud- of warmbloedig?

geit
A
koudbloedig
B
warmbloedig

Slide 13 - Quiz

Koud- of warmbloedig?

kikker
A
koudbloedig
B
warmbloedig

Slide 14 - Quiz

Koud- of warmbloedig?

krokodil
A
koudbloedig
B
warmbloedig

Slide 15 - Quiz

Koud- of warmbloedig?

dolfijn
A
koudbloedig
B
warmbloedig

Slide 16 - Quiz

Leg uit wat je weet over warmbloedig/koudbloedig.

Slide 17 - Question ouverte

Stuur een foto (+ naam) in van een WARMbloedig dier.

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Welke organen heeft een slang
A
Hart, longen en maag
B
Hart, longen en Altvleesklier
C
Lever, darmen, blinde darm

Slide 21 - Quiz

Wat is eigenlijk een
reptiel?

Slide 22 - Carte mentale