Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
D1ATh3 Ordenen
B7: Gewervelden
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a.
Slide 1 - Diapositive
Wat weet jij (al) van gewervelden?
Ken je de groepen van de stam 'gewervelden'?
Weet je waaruit het skelet van een gewervelde bestaat?
Ken je de 5 kenmerken die gebruikt zijn om de groepen gewervelden vast te stellen?
Weet je per groep wat de kenmerken zijn?
Kun je van elke groep een paar dieren noemen?
Weet je wat levendbarend betekent?
Kun je uitleggen wat het verschil is tussen warm- en koudbloedig?
Slide 2 - Diapositive
Wie zijn warmbloedig?
A
amfibieën en reptielen
B
vissen en amfibieën
C
reptielen en amfibieën
D
geen van de genoemde antwoorden bij A,B,C
Slide 3 - Quiz
kenmerken
Slide 4 - Diapositive
Gewerveld
Ongewerveld
Sleep naar het juiste vak
Slide 5 - Question de remorquage
Bij welke dieren verandert tijdens het leven de manier van ademhalen?
A
reptielen
B
zoogdieren
C
vogels
D
amfibiën
Slide 6 - Quiz
kenmerken
Slide 7 - Diapositive
De huid van een gewervelde kan bedekt zijn met:
A
schubben, slijm, veren
B
schubben en slijm
C
Schubben, slijm, veren of haren
D
veren of haren
Slide 8 - Quiz
Tim zegt: Als dieren altijd dezelfde lichaamstemperatuur hebben, zijn ze warmbloedig Karen zegt: Warmbloedige dieren hebben in een warme omgeving een hogere lichaamstemperatuur dan in een koude omgeving
A
beide hebben gelijk
B
beide hebben ongelijk
C
Tim: waar
Karen: nietwaar
D
Tim: nietwaar
Karen: waar
Slide 9 - Quiz
Jo-Anne zegt: Als dieren altijd dezelfde lichaamstemperatuur hebben, zijn ze koudbloedig Randy zegt: Koudbloedige dieren hebben in een warme omgeving een hogere lichaamstemperatuur dan in een koude omgeving
A
beide hebben gelijk
B
beide hebben ongelijk
C
Jo-Anne: waar
Randy: nietwaar
D
Jo-Anne: nietwaar
Randy: waar
Slide 10 - Quiz
Als jongen van gewervelde dieren niet uit eieren komen maar uit de moeder, noem je deze dieren
A
zogen
B
levendbarend
C
bevalling met eieren zonder schaal
D
die planten zich niet voort
Slide 11 - Quiz
Een nijlpaard is een zoogdier. Welk kenmerk van zoogdieren bezit het nijlpaard niet?
A
geen longen
B
koudbloedig
C
huid zonder haren
D
legt eieren
Slide 12 - Quiz
Schimmel
Bacterie
Plantaardige cel
Dierlijke cel
Slide 13 - Question de remorquage
Bij welke dieren verandert tijdens het leven de manier van ademhalen?
A
reptielen
B
zoogdieren
C
vogels
D
amfibiën
Slide 14 - Quiz
Wie legt eieren zonder schaal om zich voort te planten?
A
vissen en reptielen
B
reptielen en amfibieën
C
amfibieën en vissen
D
vissen, amfibieën en reptielen
Slide 15 - Quiz
Een gordeldier is een zoogdier. Welk kenmerk van zoogdieren bezit het gordeldier niet?
A
geen longen
B
koudbloedig
C
legt eieren
D
huid met droge schubben
Slide 16 - Quiz
Bekijk de huid van de vleermuis. Hoe plant de vleermuis zich voort?
A
levendbarend
B
eieren met een leerachtige schaal
C
eieren zonder schaal
D
eieren met een kalkschaal
Slide 17 - Quiz
De vleermuis is
A
warmbloedig
B
koudbloedig
C
afhankelijk van de omgeving warm- of koudbloedig
Slide 18 - Quiz
Pinquïns
A
Huid: veren
Ademhaling: longen
B
Voortplanting: ei kalkschaal
Ademhaling: door de huid
C
Voortplanting : ei kalkschaal
Koudbloedig
D
Huid: veren
Koudbloedig
Slide 19 - Quiz
De leguaan heeft droge schubben. Hoe haalt de leguaan adem?
A
longen
B
kiewen
C
uitwendige kieuwen, longen en door de huid
D
eerst met kieuwen, daarna door de huid
Slide 20 - Quiz
De kiwi (loopvogel) is een zoogdier. Welk kenmerk van zoogdieren bezit de kiwi niet?
A
leeft niet in de lucht
B
koudbloedig
C
legt eieren
D
huid met droge schubben
Slide 21 - Quiz
Hagedissen warmen zichzelf op voordat ze naar voedsel kunnen zoeken. Je ziet ze 's morgens in de zon op een steen.
Stan zegt dat de lichaamstemperatuur van hagedissen 's nachts veel lager is dan overdag. Mena zegt dat de lichaamstemperatuur van hagedissen zowel 's nachts als overdag hetzelfde is.
A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
Stan: waar
Mena: nietwaar
D
Stan: nietwaar
Mena: waar
Slide 22 - Quiz
In de winter is het water in de Schipbeek is ongeveer 5 °C.
Tim zegt dat de lichaamstemperatuur van de vissen in de winter veel hoger is dan de temperatuur van het water. Wessel zegt de lichaamstemperatuur van de vissen in de Schipbeek in de winter ongeveer hetzelfde is als de temperatuur van het water.
A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
Tim: waar
Wessel: nietwaar
D
Tim: nietwaar
Wessel: waar
Slide 23 - Quiz
Een jonge zeehond heeft een witte vacht. Een volwassen dier heeft een bruine of grijze.
Hoe plant de zeehond zich voort? Is hij warm- of koudbloedig?
A
levendbarend
warmbloedig
B
eieren met een leerachtige schaal
koudbloedig
C
eieren zonder schaal
koudbloedig
D
eieren met een kalkschaal
warmbloedig
Slide 24 - Quiz
Ademen door de huid Welke groep kan dat?
A
Vissen
B
Amfibieën
C
Reptielen
D
Zoogdieren
Slide 25 - Quiz
Welk dier legt eieren en is warmbloedig?
A
dolfijn
B
pad
C
vos
D
buizerd
Slide 26 - Quiz
Milieu is de omgeving waarin een organisme voornamelijk leeft
A
Waar
B
Nietwaar
Slide 27 - Quiz
Een groep is de naam voor verdere indeling van een stam
A
Waar
B
Nietwaar
Slide 28 - Quiz
Warmbloedig: de lichaamstemperatuur is altijd even hoog
A
Waar
B
Nietwaar
Slide 29 - Quiz
Levendbarend: Dieren waarvan de jongen niet uit eieren, maar uit de moeder komen
A
Waar
B
Nietwaar
Slide 30 - Quiz
Zogen: Het voeden van moedermelk aan een jong dier
A
Waar
B
Nietwaar
Slide 31 - Quiz
Koudbloedig: De lichaamstemperatuur is gelijk aan de temperatuur van de omgeving