Planten en Dieren in hun Omgeving

Planten en Dieren in hun Omgeving
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Planten en Dieren in hun Omgeving

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat je moet kennen / kunnen
  • via determineren de naam opzoeken van organismen en verwoorden dat aan het onderling verschillen van soorten erfelijke factoren ten grondslag liggen
  • verbanden aangeven tussen vorm, bouw en leefwijze van organismen en de omgeving waarin deze organismen leven, en aangeven/uitleggen hoe planten en dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving
  • delen waaruit zaadplanten zijn opgebouwd benoemen, hun functie(s) beschrijven en aangeven welke delen van planten voedingsmiddelen en/of grondstoffen leveren voor de mens

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat je moet kennen / kunnen
  • enkele typen weefsel(s) van planten met functie(s) en bouw beschrijven
  • uitleggen wat een ecosysteem is en uitleggen/noemen welke relaties er zijn tussen organismen bij de energiestromen in een ecosysteem
  • in een beschreven ecosysteem biotische en abiotische milieufactoren noemen en toelichten dat individuen en populaties in een ecosysteem afhankelijk zijn van en beïnvloed worden
  • door biotische en abiotische factoren

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Determineren
Gebruik deze determinatietabel voor de volgende twee vragen.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Determineer het dier in de afbeelding met behulp van de determineertabel. Noteer de stappen die je in de determineertabel maakt en noteer de naam van het rijk, de stam en de groep.

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Determineer de plant in de afbeelding met behulp van de determineertabel. Noteer de stappen die je in de determineertabel maakt en noteer de naam van het rijk, de stam en de groep.

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is bestuiving?

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit is een bloem van een:
A
Windbestuiver
B
Insectenbestuiver

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

insectenbloemen
Windbloemen
Kroonblad is gekleurd
Kroonblad is klein en groen
De bloemen zijn geurig en hebben nectar
De bloemen hebben geen nectar
Meeldraden hangen uit de bloem
Meeldraden hangen in de bloem
Stempels zitten meestal in de bloem
Stempel hangt meestal buiten de bloem
Stempels zijn veervormig
Stuifmeelkorrels zijn groot en kleverig
Stuifmeelkorrels zijn glad en licht

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Van welke pollen zullen mensen met hooikoorts vooral last hebben?
A
windbestuivers, want er worden er heel veel van gemaakt
B
windbestuivers, want ze zijn plakkerig
C
insectenbestuivers, want ze zijn plakkerig
D
insectenbestuivers, want zijn gemaakt om aan dieren te kleven

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie heeft er kieuwen?
A
een kikkervisje
B
een walvis
C
een amoebe
D
een kikker

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke dieren gebruiken tracheeën om te ademen?
A
zoogdieren
B
landdieren
C
vissen
D
insecten

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

hoefganger
zoolganger
teenganger

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Plaats het voedsel bij de juiste snavel.
haak snavel
pincetsnavel
priemsnavel
kegelsnavel
zeefsnavel
wormen uit de bodem
insecten en kleine zaden
zaden
en bessen
waterplanten en -dieren
vlees

Slide 14 - Question de remorquage

Sleepvraag
Vraag: Hebben jullie goed op de video gelet? Welk voedsel hoort bij welke snavel?
Doe: Sleep het voedsel naar de juiste snavel. 

Vraag: Waarom heeft iedere vogel een andere snavel?
Antwoord: Iedere soort vogel eet andere dingen. De snavels zijn zo gebouwd dat ze het voedsel dat de vogel eet makkelijk kunnen vastpakken, vangen, plukken of oprapen
Poten die een tak stevig vast kunnen pakken
Poten met scherpe klauwen
Poten met zwemvliezen
Poten voor ondiep water
Zangvogel
Watervogel
Steltloper
Roofvogel

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

In juni plantte ik zaadjes van een stokroos. In oktober was er een rozet van bladeren ontstaan. In de lente van het jaar daarna bloeiden er prachtige rozen. Hierna stierf de plant, maar het had wel genoeg zaadjes achter gelaten voor het jaar daarna. Nu heb ik elk jaar stokrozen in de tuin. De stokroos is dus een .............................
A
eenjarige plant
B
tweejarige plant
C
overblijvende plant

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Oeverkruid is een vrij zeldzaam plantje dat onder andere in de duinen voorkomt. Het groeit langs de rand van waterplassen en tot twee meter diep in het water. De lange, smalle bladeren staan in dichte rozetten. Aan planten boven water ontwikkelen zich in de bloeitijd meestal mannelijke bloemen en vrouwelijke bloemen. In de afbeelding is een vruchtje van de plant te zien.
Enkele delen van de bloemen zijn met letters aangegeven. Welke letter geeft het deel aan waaruit een vruchtje groeit?
A
letter Q
B
letter R
C
letter S

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke aanpassingen hebben planten in een droog milieu?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

wat eten deze organismen?
alleseters
vleeseters
vleeseters
vleeseters
vleeseters
vleeseters
vleeseters
planteneters
planteneters
planteneters
planteneters
planteneters
producent

Slide 19 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Vleeseter
Alleseter
Planteneter

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Alleseter
Planteneter
Vleeseter
Knobbelkies
Plooikies
Knipkies
Alleseter
Planteneter
Vleeseter
Knobbelkies
Plooikies
Knipkies

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk nummer zijn
de bastvaten?

Wat vervoeren bastvaten?

A
2, suiker
B
2, water en mineralen
C
3, suiker
D
3, water en mineralen

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De huidmondjes van de meeste planten bevinden zich aan de onderkant van het blad. Bij de waterlelie zitten de huidmondjes aan de bovenkant van het blad, leg uit waarom.

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Stempel
Stijl
Kroonblad
Meeldraad
Kelk
blad
Stamper

Slide 24 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

zaadbeginsel
Stempel
Eicel
Vruchtbeginsel
Bloemkelk
Stijl

Slide 25 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Planten kunnen zich geslachtelijk en ongeslachtelijk voortplanten. Leg uit wat ongeslachtelijke voortplanting is.

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe worden deze
zaden verspreid?

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe worden deze
zaden verspreid?

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe worden deze
zaden verspreid?

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem drie functies van wortels

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Schimmels en bacteriën zijn reducenten. Wat is een reducent?

Slide 31 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke functie hebben producenten in de koolstofkringloop?

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe verstoren wij als mens de koolstofkringloop?

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat neemt de plant op van de stikstofkringloop?
A
Nitriet
B
Water
C
Glucose
D
Nitraat

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de stikstofkringloop vindt in de grond een omzetting plaats van afval (dode resten van organismen) in (stikstof)mineralen. Welke organismen zorgen voor deze omzetting?
A
Planten
B
Dieren
C
Bacteriën en schimmels
D
Zowel planten, dieren, schimmels als bacteriën

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe wordt in de voedselketens stikstof doorgegeven in de stikstofkringloop?
A
alleen als nitraat
B
alleen als ammoniak
C
als energierijke stof
D
alleen als eiwitten

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn biotische en wat zijn abiotische factoren?
Biotische factoren
Abiotische factoren
Nestgelegenheid
Concurrentie
Ziekteverwekkers
Voedsel
Roofdieren
Licht
Zuurtegraad
Windsnelheid
Temperatuur

Slide 37 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions