3V

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

2Hd

3V

Leesvaardigheid

Les 1

De Brug - (herhaling leerjaar 2)

- Je kunt het onderwerp van een tekst benoemen. 

- Je kunt het deelonderwerp van een alinea benoemen. 

- Je kunt de hoofdgedachte van een tekst benoemen. 

- Je kunt de kernzin uit een alinea halen. 

- Je kunt uitleggen wat een hoofdzaak is. 

- Je kunt uitleggen wat een bijzaak is. 

- Je kunt de 12 tekstverbanden benoemen en uitleggen.

- Je herkent de juiste signaalwoorden bij de tekstverbanden. 

- Je kunt uitleggen of een tekst betrouwbaar is. 

Opdracht:

Maak een begrippenlijst van de groen gedrukte woorden.

Tekstverbanden 1

Tekstverbanden 2

Les 2

Lesdoel

- Je kunt in een tekst de tekststructuur herkennen en benoemen.

 

Opdracht 

Lees de tekst en beantwoord de volgende vragen:

1. Wat is het onderwerp van deze tekst?

2. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

3. Schrijf de kernzinnen op van alinea 1 t/m 5.

4. Noteer in je schrift 5 verschillende signaalwoorden die je in de tekst vindt en waar je deze hebt gevonden. Schrijf hierachter bij welk tekstverband dit signaalwoord en hoe de tekst dan met elkaar in verband staat. 

5. Welke tekststructuur heeft de tekst?

Huiswerk

- blz. 258 - opdracht  1 en 2 van De Brug, Lezen H1 blz. 13 - opdracht 1 t/m 4, Lezen H2 blz. 51 -  opdracht 4 

Les 3

Opdracht 1:

1. Ga in de groep zitten die door de docent wordt toegewezen. 

2. Per groep krijg je één tekststructuur toegewezen. Overleg met je groep en schrijf allemaal het volgende op:

- Uitleg in eigen woorden over wat de tekststructuur betekent. Hoe zouden jullie het uitleggen?

- Één voorbeeld van een onderwerp dat je in die tekststructuur zou kunnen zetten. 

3. De docent wijst de persoon per groep aan die gaat staan en de uitleg geeft over jullie tekststructuur voor de rest van de klas. 

LET OP: Je bent er samen verantwoordelijk voor dat iedereen van je groep de uitleg kan geven. 

Les 3

Opdracht 2:

1. Ga in de groep zitten die door de docent wordt toegewezen. 

2. Per groep krijg je 2 soorten tekstverbanden toegewezen. Overleg met je groep en schrijf allemaal het volgende op:

- Uitleg in eigen woorden over wat het tekstverband betekent. 

- Één voorbeeldzin waarin dit tekstverband naar voren komt en je dus een signaalwoord gebruikt. 

- Uitleg over welke verband je in jullie voorbeeldzin terugvindt.

3. De docent wijst twee personen per groep aan die gaan staan en de uitleg geven over hun tekstverband voor de rest van de klas. 

LET OP: Je bent er samen verantwoordelijk voor dat iedereen van je groep de uitleg kan geven.