Het werkwoord zullen

Het werkwoord 'zullen'
 1. Voorkennis: Wat weet je al?
     Opdracht: Bespreek samen wat de functie van 'zullen' is in zinnen.
2. Instructie/uitleg
    Wat zijn de functies van het werkwoord 'zullen'.
3. Oefenen
    Opdracht A: zoek de twee delen bij elkaar. 
    Opdracht B: schrijf zinnen met 'zullen'.
    Opdracht C: zullen gebruiken in de praktijk.
4. Terugkijken
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 75 min

Éléments de cette leçon

Het werkwoord 'zullen'
 1. Voorkennis: Wat weet je al?
     Opdracht: Bespreek samen wat de functie van 'zullen' is in zinnen.
2. Instructie/uitleg
    Wat zijn de functies van het werkwoord 'zullen'.
3. Oefenen
    Opdracht A: zoek de twee delen bij elkaar. 
    Opdracht B: schrijf zinnen met 'zullen'.
    Opdracht C: zullen gebruiken in de praktijk.
4. Terugkijken

Slide 1 - Diapositive

Doelen: Aan het eind van deze workshop ...
- kun je een aantal functies van het werkwoord 'zullen' benoemen;

- kun je 'zullen' op de goede manier gebruiken tijdens het spreken;

- kun vijf zinnen met 'zal' of 'zullen' buiten de school
  te gebruiken. 

Slide 2 - Diapositive

Het werkwoord 'zullen'
Ik zal
Jij / u zal/zult
Hij / zij zal
Wij zullen
Jullie zullen
Zij zullen

  • Zullen is een hulpwerkwoord. ​
  • Zullen staat daarom nooit als enige​ werkwoord in een zin.​
  • Een hulpwerkwoord staat altijd met minimaal één ander werkwoord in de zin.





Slide 3 - Diapositive

1. Voorkennis: Wat weet je al?
Opdracht: Bespreek samen wat de functie van 'zullen' is in de zinnen.


  1. We zullen om 08:00 uur vanaf school vertrekken.
  2. Zullen we vanavond naar de film gaan?
  3. Ik zal vandaag de boodschappen halen.
  4. Ik zal dit jaar mijn rijbewijs halen!
  5. Ze zal de kinderen wel naar school moeten brengen. 


timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Antwoorden
Opdracht: Bespreek samen wat de functie van 'zullen' is in de zinnen.


  1. Toekomst (formeel) We zullen om 08:00 uur vanaf school vertrekken. 
  2. Voorstel Zullen we vanavond naar de film gaan?
  3. Belofte Ik zal om 12:00 uur bij je zijn.
  4. Sterke wil/voornemen Ik zal dit jaar mijn rijbewijs halen!
  5. Sterke verwachting/waarschijnlijkheid Ze zal de kinderen wel naar school moeten brengen. 


Slide 5 - Diapositive

2. Uitleg: functies van 'zullen'
  1. Toekomst (formeel)​
  2. Voorstel doen​
  3. Belofte doen/afspraak maken​
  4. Sterk voornemen/wil van de spreker​
  5. Een sterke verwachting/waarschijnlijkheid​





Slide 6 - Diapositive

1. Toekomst
Je kunt zullen gebruiken om iets te zeggen wat in de​ toekomst gaat gebeuren. ​

Dit is meestal in een formele situatie.​

De zin bestaat uit:​ ‘zullen’ + infinitief van een ander werkwoord​

​Bijvoorbeeld:​
  • De trein zal over een paar minuten aankomen.​
  • De koning zal volgende maand Rotterdam bezoeken.​​



Slide 7 - Diapositive

2. Een voorstel doen
Je kunt met zullen iets aan iemand voorstellen.​


De zin bestaat uit:​ ‘zullen’ + infinitief ander werkwoord​
                              de zin heeft de vorm van een vraag​

​Bijvoorbeeld:​
  • Zullen we naar de film gaan?​
  • Zal ik je morgen even helpen?​​



Slide 8 - Diapositive

3. Een belofte doen/ een afspraak maken
Je kunt met zullen iets aan iemand beloven/een afspraak​ maken om bijv. iets te doen of ergens te zijn.​


​De zin bestaat uit:​ ‘zullen’ + infinitief ander werkwoord​

​Bijvoorbeeld:​
  • Ik zal je morgen helpen.​
  • We zullen er om twaalf uur zijn.​



Slide 9 - Diapositive

4. Een sterk voornemen / wil 
Je kunt met zullen aangeven dat je iets echt wilt gaan doen/dat iets echt moet gebeuren.​


​De zin bestaat uit:​ ‘zullen’ + infinitief ander werkwoord​
                              het accent valt op zal/zullen​

​Bijvoorbeeld:​
  • Ik zal dit jaar mijn rijbewijs halen!​
  • Hij zal me dat geld teruggeven!​

Je kunt het woord zeker toevoegen: Ik zal dat zeker doen.

Slide 10 - Diapositive

5. Een sterke verwachting / waarschijnlijkheid
Je kunt met zullen aangeven dat je verwacht dat iets​ is gebeurd/dat iets zo is. (bijv. omdat het heel vaak zo​ is/vaak is gebeurd)​

​De zin bestaat uit:​ ‘zullen’ + infinitief ander werkwoord​
                              vaak wordt het woordje ‘wel’ toegevoegd​

​Bijvoorbeeld:​
  • Hij zal wel ziek zijn.​
  • Ze zullen zich wel verslapen hebben.​



Slide 11 - Diapositive

Opdracht A
Opdracht: Zoek de twee delen van de zin bij elkaar. Schrijf de zinnen in je schrift. 
Klaar? Vergelijk in duo's de antwoorden. 

timer
5:00
1. Hij zal vandaag
2. Zal ik 
3. Prinses Amalia
4. Ik zal 
5. Ik zal dit jaar

a. niet meer alle koekjes opeten.
b. zal met de taxi komen.
c. mijn diploma halen!
d. vanavond voor je koken?
e. wel moeten werken.

Slide 12 - Diapositive

Antwoorden
Opdracht: Zoek de twee delen van de zin bij elkaar. Schrijf de zinnen in je schrift. 
Klaar? Vergelijk in duo's de antwoorden. 

1. Hij zal vandaag
2. Zal ik 
3. Prinses Amalia
4. Ik zal 
5. Ik zal dit jaar

a. wel moeten werken.
b. vanavond voor je koken?
c. zal met de taxi komen.
d. niet meer alle koekjes opeten.
e. mijn diploma halen!

Slide 13 - Diapositive

Opdracht B
Opdracht: Gebruik  'zullen' in de verschillende functies. 
                  Schrijf met elke functie een zin.
                  Bespreek je zinnen met een andere cursist.

  1. Toekomst (formeel)​
  2. Voorstel doen​
  3. Belofte doen/afspraak maken​
  4. Sterk voornemen/wil van de spreker​
  5. Een sterke verwachting/waarschijnlijkheid​
timer
14:00

Slide 14 - Diapositive

Opdracht C
Opdracht: Gebruik 'zullen' in de verschillende functies buiten de school.


Schrijf vijf zinnen 'zullen' die jij buiten de school kunt gebruiken. Neem het lijstje met de zinnen mee naar huis. Zet een kruisje als je de zin hebt gebruikt.


Verder oefenen
In zicht: Vanaf blz. 49



Slide 15 - Diapositive

Noem de functies van het werkwoord 'zullen'.

Slide 16 - Question ouverte

Ik kan het werkwoord 'zullen' nu zelf gebruiken.
Ja, dat kan ik nu wel.
Ik begrijp de functies, maar ik moet meer oefenen.
Ik ken de functies nog niet goed genoeg.

Slide 17 - Sondage

Slide 18 - Diapositive