Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs.
Éléments de cette leçon
is een
NH3
A
Zuur
B
Base
C
Slide 1 - Quiz
waarom verwijderen we bepaalde ionen uit water?
A
omdat het leuk is.
B
omdat die ionen goed voor ons zijn
C
omdat die ionen schadelijk voor ons zijn.
Slide 2 - Quiz
Wat is de naam van C3H8?
A
Propaan
B
Butaan
C
Propeen
D
Ethaan
Slide 3 - Quiz
Welk van deze zouten lost slecht op in water?
A
ijzer(II)sulfaat
B
magnesiumchloride
C
natriumfosfaat
D
zilverbromide
Slide 4 - Quiz
'poly' betekent
A
lang
B
weinig
C
veel
D
kort
Slide 5 - Quiz
Modder is een mengsel van klei (dit is een vaste stof) en water. Hoe noem je dit mengsel?
A
emulsie
B
suspensie
C
oplossing
D
schuim
Slide 6 - Quiz
wat is de naam van FeO
A
ijzer(II)oxide
B
ijzer(III)oxide
C
ijzeroxide
D
ijzer(I)oxide
Slide 7 - Quiz
Wat is de naam van dit meervoudige ion
CO32-
A
koolstofoxide
B
koolstoftri-oxide
C
koper-ion
D
carbonaat-ion
Slide 8 - Quiz
Welke pH hebben zuren?
A
0-7
B
7
C
7-14
Slide 9 - Quiz
Wat is de kenmerkende groep van een hydroxide?
A
O 2-
B
CO3 2-
C
OH -
D
NO3 -
Slide 10 - Quiz
Wat is de rationele naam van lachgas
A
trichloormethaan
B
ethanol
C
distikstofmono-oxide
D
1,2,3-propaantriol
Slide 11 - Quiz
Men gebruikt vaker legeringen dan zuivere metalen. Wat is de belangrijkste reden waarom legeringen in plaats van zuivere metalen gebruikt worden?
A
Zuivere metalen zijn veel duurder dan legeringen
B
Zuivere metalen vertonen sneller corrosie dan legeringen
C
Zuivere metalen zijn veel zachter dan legeringen
D
Zuivere metalen hebben veel hogere smeltpunten dan legeringen
Slide 12 - Quiz
het ontleden met behulp van warmte is
A
thermolyse
B
fotolyse
C
elektrolyse
D
hydrolyse
Slide 13 - Quiz
Wat is een andere triviale naam voor kalkaanslag?
A
kalkzeep
B
ketelsteen
C
ongebluste kalk
D
soda
Slide 14 - Quiz
Met welke indicator kun je de zuurgraad meten van een oplossing?
A
rodekoolsap
B
fenolftaleïne
C
universeel indicator papier
D
lakmoes papier
Slide 15 - Quiz
Welke stof is een zuur?
A
azijn
B
soda
C
gootsteenontstopper
D
water
Slide 16 - Quiz
Gebruik Binas tabel 35
De oplosbaarheid van kopersulfide
A
goed
B
matig
C
slecht
Slide 17 - Quiz
Welke scheidingsmethode wordt gebruikt bij het scheiden van aardolie?
A
Indampen
B
Destilleren
C
Filtreren
D
Extraheren
Slide 18 - Quiz
Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen
Slide 19 - Quiz
Hoe heet een mengsel tussen twee metalen
A
moleculaire stof
B
ionaire stof
C
atomaire stof
D
legering
Slide 20 - Quiz
De oplosbaarheid van keukenzout is 359 g/L Tom probeert 384 gram op te lossen in 1 liter water. Hoe noemen we de oplossing en hoeveel keukenzout zakt naar de bodem?
A
onverzadigd, 359 gram
B
verzadigd, 384 gram
C
onverzadigd, 384 gram
D
verzadigd, 25 gram
Slide 21 - Quiz
Sommige metalen kunnen zeer heftig met water reageren. Welke twee metalen zijn dat?
A
ijzer en koper
B
natrium en kalium
C
lood en tin
D
cadmium en kwik
Slide 22 - Quiz
Een gebruiker mengt 500 mL kraanwater met een hoog gehalte aan calciumionen volgens de aanwijzing in de handleiding. Wordt het aantal calciumionen per liter hierdoor lager, hoger of blijft het gelijk?
A
lager
B
hoger
C
gelijk
Slide 23 - Quiz
wat heb je nodig om aan een neerslag reactie te rekenen?
A
de ionen en de massa's
B
alleen de reactie vergelijking en de ionen
C
de reactie vergelijking, de ionen en de massa's
D
de massa's
Slide 24 - Quiz
Dit pictogram kan je tegenkomen op een fles gootsteenontstopper. Wat betekend het ?
A
Giftig
B
Niet mengen
C
Corrosief/bijtend
D
Irriterend
Slide 25 - Quiz
wat is de formule van dizwaveldichloride
A
2S2Cl
B
S2Cl2
Slide 26 - Quiz
In Limburg bevat het kraanwater niet alleen veel calciumionen, maar ook vrij veel magnesiumionen.
Wat is de formule van magnesiumionen?
A
Mg
B
Mg2+
C
Mn
D
Mn2+
Slide 27 - Quiz
Wat is de kloppende reactievergelijking die hoort bij het ontstaan van zwavelzuur? Hint: onder invloed van zuurstof ontstaat er eerst...
A
SO2 + H2O -> H2SO2
B
SO2 + H2O -> H2SO4
C
SO3 + H2O -> H2SO4
D
2 SO3 + 2 H2O -> 2 H2SO4
Slide 28 - Quiz
Het zuurrestion is altijd ...
A
positief geladen
B
negatief geladen
Slide 29 - Quiz
Onder invloed van licht wordt de stof ontleed. Welk type ontledingsreactie is dit?
A
Verbranding
B
Thermolyse
C
Fotolyse
D
Elektrolyse
Slide 30 - Quiz
wat is een oplossing?
A
een troebele vloeistof
B
een heldere vloeistof zonder stukjes
C
een vloeistof met stukjes er in
Slide 31 - Quiz
Welke stof bevat bauxiet
A
Ijzer
B
Koper
C
Aluminium
D
Zwavel
Slide 32 - Quiz
Hoe heet de fase overgang tussen een vloeistof en een gas
A
verdampen
B
smelten
C
rijpen
D
vervluchtigen
Slide 33 - Quiz
Is natronloog een zuur of een base
A
zuur
B
base
C
geen zuur en ook geen base
Slide 34 - Quiz
Bij alkanen eindigen de stoffen op -aan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 35 - Quiz
wat zit er in de reageerbuis na het filtreren?
A
het residu
B
niks!!
C
het filtraat
Slide 36 - Quiz
2 C6H14 + 13 O2--> 12 CO + 14 H2O Wat voor soort reactie is dit?
A
Verbranding
B
Ontleding
C
Vorming
D
Onvolledige verbranding
Slide 37 - Quiz
Hoe haal je zout uit water?
A
Indampen
B
Droogkoken
C
Destilleren
D
Extraheren
Slide 38 - Quiz
Geef de naam van P2O3
A
fosfordioxide
B
difosforpentaoxide
C
fosfordioxidetri
D
difosfortrioxide
Slide 39 - Quiz
Wat is de naam van H2SO4
A
zwavelzuur
B
zoutzuur
C
salpeterzuur
D
azijnzuur
Slide 40 - Quiz
Zouten zijn moleculaire stoffen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 41 - Quiz
Hoe heet de binding tussen de deeltjes in een zout?