COD COI

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Dans ce cours

- Lijdend voorwerp (COD)

- Meewerkend voorwerp (COI)

Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp-'COD'

Ik stuur een brief 

brief is lijdend voorwerp - objet direct (geen voorzetsel) 

J'envoie une lettre - objet direct (envoyer quelquechose) 

In kort naar:

Ik stuur het (het verwijst naar mannelijk of vrouwelijk)  = Je l'envoie 

l' (la lettre) = PV als LV 

Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp-'COD' in 3 stappen

1. Kijken naar het lijdend voorwerp

2. Vervangen het lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord 

3. Zetten LV vóór persoonsvorm of vóór de infinitief, na vervoegd werkwoord in gebieden wijs 

Enkelvoud 

me

te

le (m)

la (v)

Meervoud

nous

vous

les 

Voorbeeld COD

Nederlands	Français
Pascal zoekt me	Pascal me cherche
Pascal zoekt je	Pascal te cherche
Pascal zoekt hem	Pascal le cherche
Pascal zoekt haar	Pascal la cherche
Pascal zoekt ons	Pascal nous cherche
Pascal zoekt jullie Pascal zoekt u	Pascal vous cherche
Pascal zoekt hen (mannen en vrouwen)	Pascal les cherche

Je prends un livre

1. je la prends
2. je le prends
3. je prends le
4. je prends la

Nous regardons l'émission (v)

1. nous la regarde
2. nous le regardons
3. nous la regardons
4. nous les regardons

Elle voit Marcus (m) hier soir.

Persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp -'COI' (indirect)

Ik stuur een brief aan een vriend

aan een vriend - objet indirect (voorzetsel) 

J'envoie une lettre à un ami - objet indirect (envoyer quelquechose à quelqu'un - sturen iets aan iemand) 

In kort naar: Ik stuur hem een brief = Je lui envoie une lettre

lui = meewerkend voorwerp  

P.V als meewerkend voorwerp-'COI' in 3 stappen

1. Kijken naar de meewerkend voorwerp

2. Vervangen meewerkend voorwerp door persoonlijk voornaamwoord 

3. Zetten MV vóór persoonsvorm of vóór de infinitief, na vervoegd werkwoord in gebieden wijs 

Enkelvoud 

me

te

lui (man en vrouw)

Meervoud

nous

vous

leur 

voorbeelden

Nederlands	Français
Hij geeft me een cadeau	Il me donne un cadeau (donner quelquechose à quelqu'un )
Ik geef je een cadeau	Je te donne un cadeau
Ik geef haar een cadeau Ik geef hem een cadeau	Je lui donne un cadeau Je lui donne un cadeau
Ik geef ons een cadeau	Je nous donne un cadeau
Ik geef u een cadeau Ik geef jullie een cadeau	Je vous donne un cadeau
Ik geef hen een cadeau	Je leur donne un cadeau

COD - LV	COI - MV
me	me
te	te
le (l')	lui
la (l')	lui
nous	nous
vous	vous
les (mannelijk meervoud)	leur (mannelijk meervoud)
les (vrouwelijk meervoud)	leur (vrouwelijk meervoud)

Je parle à une dame.

1. Je lui parle
2. Je le parle
3. Je la parle
4. Je lui parles

Je pense à la chemise.

1. Je la pense
2. Je leur pense
3. Je lui pense
4. je le pense

On envoie un cadeau à mes parents.

1. On lui envoie un cadeau
2. On leurs envoie un cadeau
3. on les envoie un cadeau
4. On leur envoie un cadeau

Au travail!

maken oefening 13 en 14

leren voca A,B,E