Dag 3

Woorden
Thema 13:  Muziek
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Woorden
Thema 13:  Muziek

Slide 1 - Diapositive

de fiets
  • voertuig
  • zelf met je benen bewegen
  • twee wielen
  • de fiets - de fietsen
  • zin: Ik ga met de fiets naar school.
  • zin: Mr. Bean zit op de fiets.
13

Slide 2 - Diapositive

de groep
  • mensen, dieren of dingen bij elkaar
  • de groep - de groepen
  • zin: De groep mensen staat op de foto.

14

Slide 3 - Diapositive

half

  • de helft
  • half - halve
  • half > < heel
  • tijd: de helft van een uur
zin: Ik eet een halve appel
zin: Om half negen moet ik op school zijn

15

Slide 4 - Diapositive

horen (ww)
  • luisteren naar
  • met je oren
  • werkwoord
  • ik hoor - wij horen
  • zin: Wat zeg je? Ik hoor jou niet.
  • zin: Ik hoor mooie muziek.
16

Slide 5 - Diapositive

houden
  • bewaren wat je hebt of krijgt 
17

Slide 6 - Diapositive

iedereen
  • alle mensen
  • zin: Iedereen is aan het werk.
  • zin: Niet iedereen vindt school leuk.
18

Slide 7 - Diapositive

Goed of fout?
A - Wij gaan ........ naar school.
B - Ze hebben ......... honger.
C - Waar is ..........?
18
A
A - iedereen B - allemaal C - allemaal
B
A - allemaal B - allemaal C - iedereen
C
A - allemaal B - allemaal C - allemaal
D
A - allemaal B - iedereen C - iedereen

Slide 8 - Quiz

Goed of fout?
A - Hij fiets graag op de fiets naar school.
B - Ik fiets met mijn fiets.
C - Wij fietsen op een fiets.
13
A
A - goed B - goed C - goed
B
A - fout B - goed C - goed
C
A - goed B - goed C - fout
D
A - goed B - fout C - goed

Slide 9 - Quiz

14
timer
1:30
Bij welke groep hoor jij?

Slide 10 - Carte mentale

15/20
Wat hoort er bij elkaar?
lang-zaam
half

Slide 11 - Question de remorquage

16
timer
1:30
Wat hoor jij niet graag?

Slide 12 - Carte mentale

Maak een zin met het
werkwoord: houden
17

Slide 13 - Question ouverte

A - Ik ........ niet van eten.
B - Mijn zus ....... niet van eten.
C - Zij ........... niet van eten.
17
A
A - houd B - houdt C - houd
B
A - houdt B - houd C - houden
C
A - houd B - houd C - houden
D
A - houd B - houdt C - houden

Slide 14 - Quiz