3-31, M1F, mannelijk, vrouwelijk, onzijdig

Is dit woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Is dit woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesplanning 
Min
Activiteit 
Nodig 
15
Voorlezen
-
15
Lesdoel en uitleg
Schrift, pen/potlood,
laptop
15
Zelfstandig werken
Schrift, pen/potlood,
oefeningen, laptop
5
Check lesdoelen + pauze
laptop
10
Ochtendjournaal
-
20
Zelfstandig werken
Schrift, pen/potlood,
oefeningen, laptop
10
Journaal/blooket
-

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
15:00

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Aan het einde van deze les kan je bepalen of een Nederlands woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is en er op de juiste manier naar verwijzen.
Klaar!
Lees op deze site alvast over die en dat!

Slide 4 - Diapositive

Introduceer het leerdoel en leg uit wat er van de studenten wordt verwacht na de les.
Welk lidwoord hoort bij het woord 'fiets'?
A
Het
B
Dat
C
De
D
Die

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk lidwoord hoort bij het woord 'tafel'?
A
De
B
Dat
C
Die
D
Het

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk verwijswoord past in de zin: 'Ik wil graag ___ broodje, ___ ligt daar op de tafel.'?
A
Dat
B
Dit
C
Die
D
Deze

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het woordgeslacht?
Net zoals in het Frans, Duits of Spaans hebben Nederlandse woorden een woordgeslacht
De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. 
Het-woorden zijn onzijdig.

Slide 8 - Diapositive

Definieer wat een zin is en geef voorbeelden van zinnen en niet-zinnen.
Geslacht opzoeken
Je kan het woordgeslacht opzoeken in een (online) woordenboek.

Slide 9 - Diapositive

Leg uit waarom het belangrijk is om een hoofdletter aan het begin van een zin te gebruiken en laat voorbeelden zien.
Wat doe je met die informatie?
Voor mannelijke en vrouwelijke woorden gebruik je de, deze en die.
Voor onzijdige woorden gebruik je het, dit en dat.

Slide 10 - Diapositive

Leg uit waarom het belangrijk is om een punt aan het einde van een zin te gebruiken en laat voorbeelden zien.
Welk lidwoord gebruiken we altijd bij woorden in het meervoud?
A
de
B
het
C
een

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke verwijswoorden gebruiken we bij woorden in het meervoud?

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 1
Zoek het woordgeslacht van de volgende woorden op www.vandale.nl
1. school
2. gevaar
3. bibliotheek

Slide 13 - Diapositive

Geef de studenten de opdracht om vijf zinnen te schrijven die aan de vereisten voldoen en laat ze hun werk met elkaar delen.
Aan het werk
Maak opdracht 1 t/m 3 van de kopietjes
A
B
C
Maak opdracht 4 t/m 6 van de kopietjes
Oefen online via deze link: oefeningen.
Klaar!
Schrijf een verhaaltje van ongeveer 200 woorden over wat jij zou doen met een miljoen euro. Gebruik verwijswoorden.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef jezelf een score van 1-5 op hoe goed je bent in het gebruiken van de verwijswoorden.
15

Slide 15 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
5:00

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan het werk
Maak opdracht 1 t/m 3 van de kopietjes
A
B
C
Maak opdracht 4 t/m 6 van de kopietjes
Oefen online via deze link: oefeningen.
Klaar!
Schrijf een verhaaltje van ongeveer 200 woorden over wat jij zou doen met een miljoen euro. Gebruik verwijswoorden.
timer
20:00

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 19 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 1 ding op waarover je meer wilt weten.

Slide 20 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 21 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.

Slide 22 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions