H5 Rondkomen

Hoofstuk 5 Rondkomen
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Hoofstuk 5 Rondkomen

Slide 1 - Diapositive

Uitgaven
Prioriteiten (kiezen wat het belangrijk is)

Verbruiksgoederen
Duurzame gebruiksgoederen

Vaste uitgaven, Incidentele uitgaven
Huishoudelijke uitgaven, Persoonlijke uitgaven
Verbruik: 1x gebruiken (eten, schoonmaakmiddel)
Gebruik: meerdere keren (bord, bezem)

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn prioriteiten?

Slide 3 - Carte mentale

Een flesje handzeep is
A
Huishoudelijke uitgave
B
Incidentele uitgave
C
Verbruiksgoed
D
Duurzaam gebruiksgoed

Slide 4 - Quiz

Een laptop is
A
Huishoudelijke uitgave
B
Incidentele uitgave
C
Verbruiksgoed
D
Duurzaam gebruiksgoed

Slide 5 - Quiz

Prioriteiten zijn
A
Wat je als eerste koopt
B
Wat je het belangrijkst vindt
C
Wat het duurste is
D
Wat je het liefste wil

Slide 6 - Quiz

Nora wil over 18 maanden op vakantie. Dat kost haar € 1.800. Zij heeft nu op haar spaarrekening € 900. Hoeveel moet zij nog elke maand sparen?
A
€ 100
B
€ 25
C
€ 50
D
€ 90

Slide 7 - Quiz

Bert heeft per week € 30 te besteden aan uitgaan. Hoeveel is dat per maand?
A
€ 130
B
€ 120
C
€ 125
D
€ 6,93

Slide 8 - Quiz

Een budget is een vast bedrag voor een bepaalde soort uitgave

Van een budget heb je geld over of tekort
Als je over hebt kun je gaan sparen.
Waarom sparen mensen?

  • Grote uitgave
  • Rente
  • Voorzorg (incidentele uitgave)

Sparen op een spaarrekening:
Veilig en je ontvangt rente

Slide 9 - Diapositive

Heb je steeds geld tekort?
Geef je meer uit dan je budget?

Opnieuw je budgetten aanpassen 

Budgetteren
(inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen)
Bezuinigen:

  • Goedkoper alternatief
  • Uitstellen
  • Schrappen (niet meer kopen/doen)


Ook als je meer gaat verdienen
Bijvoorbeeld meer budget voor vaste lasten en minder naar persoonlijke uitgaven.

Slide 10 - Diapositive

Op je vaste lasten kan je niet bezuinigen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Als je wilt bezuinigen moet je ook minder gaan sparen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Lenen
Voordeel: Gelijk je aankoop doen!
Nadeel:  rente betalen en 
 (terugbetalen lening gedurende langere periode)

Wat je elke maand terugbetaald aan de bank is de termijn
Rente + aflossing per maand


Lening € 4.000
Rente € 800
Looptijd 24 maanden
Termijn is dan 4.000+800=4.800 : 24 = € 200

Slide 13 - Diapositive

Lening van € 6.000
Rente is 6% per jaar
Hoeveel betaal je aan rente in 1 jaar?
A
€ 600
B
€ 360
C
€ 36
D
€ 60

Slide 14 - Quiz

Anke heeft een lening voor de reparatie van haar auto en betaald hiervoor € 80 per maand aan de bank
A
Incidentele uitgaven
B
Vaste uitgaven

Slide 15 - Quiz

Levensloop
  • Eerste baan
  • Samenwonen
  • Kinderen krijgen
  • Studie van kinderen
  • Kinderen het huis uit
  • AOW en pensioen

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Wat gebeurd er in de meeste gevallen met het spaargeld als mensen met pensioen gaan?
A
Stijgt
B
Blijft gelijk
C
Daalt

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive