2.6 Celdeling
1 / 23
La durée de la leçon est: 40 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke bewering hieronder klopt NIET?
A
DNA zit in chromosomen.
B
DNA bevat de codes om eiwitten te maken.
C
DNA zit alleen in je bloed.
D
DNA zit in de celkern.
Slide 2 - Quiz
Herhaling: Beschrijf 3 orgaanstelsels van de mens met hun taak
Slide 3 - Question ouverte
Dierlijke cel
Plantaardige cel
Slide 4 - Question de remorquage
cytoplasma/
grondplasma
kern
kernmembraan
celmembraan
celwand
intercellulaire ruimte
vacuole
chloroplast
vacuolemembraan
Slide 5 - Question de remorquage
Herhaling: wat is het verschil tussen een plantaardige en dierlijke cel?
Slide 6 - Question ouverte
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Uit de moeder cel ontstaan ..... dochtercellen
A
1
B
2
C
4
D
6
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Wat is de betekenis van celcyclus?
A
Een fase waarin cellen groeien en delen.
B
De periode waarin cellen zich specialiseren.
C
De opeenvolgende fasen van celgroei en deling.
D
De periode waarin cellen in rust zijn.
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Uit welke cellen kunnen het meeste verschillende type cellen ontstaan?
A
Lichaamscellen
B
Stamcellen uit beenmerg
C
Stamcellen
D
Embryonale stamcellen
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Diapositive
Hoeveel chromosomen bevat de dochtercel
A
0
B
23
C
46
D
92
Slide 21 - Quiz
Herhaling: Is de dochtercel een exact kopie van de moedercel?
A
Juist
B
Onjuist
C
Kan beide
Slide 22 - Quiz
Herhaling: Wat zijn de 3 stappen van celdeling
