Starttaal vooraf: hoofdstuk 1: letterlijk en figuurlijk taalgebruik

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 46 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Startklaar 
       
       Pak je laptop en een pen.
       Start je laptop op.
       Log in op www.lessonup.app .
       Stop je telefoon in je zakkie en in je tas.
      
timer
2:30

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Inleiding
Waarom lezen belangrijk is?
Je leest elke dag meer dan je denkt. Denk aan berichtjes van familie en vrienden, ondertitelingen van een film of opdrachten in boeken op school.
  1. We beginnen met het herhalen van de themawoorden.
  2. Vervolgens krijg je uitleg en ga je zelfstandig aan de slag.
  3. Als afsluiting krijg je nog twee vragen om te kijken of je het leerdoel hebt gehaald

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les ...
- kan ik het verschil uitleggen tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik.
- kan ik bepalen of taalgebruik letterlijk of figuurlijk is bedoeld.
- weet ik welk taalgebruik er bij bijnamen hoort
- kan ik de juiste bijnaam kiezen.

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Herhalen
We lezen de 10 themawoorden uit de vorige les nog eens door (blz. 15 en 16).
We maken opdracht 4:
een kruiswoordpuzzel met deze themawoorden. 
De eerste 3 woorden doen we klassikaal, daarna in tweetallen verder.

Slide 5 - Diapositive

Voorkennis activeren: 
In iedere les wordt relevante voorkennis geactiveerd aan de hand
van een terugblik-opdracht om zo de mate van stofbeheersing te bepalen en richting te
geven aan de rest van de les. Enkele werkvormen die zich hier mooi voor lenen zijn:
https://toetsrevolutie.nl/?p=2436
Voorkennis activeren
Je krijgt zo twee vragen te zien over taalgebruik.
Kies het juiste taalgebruik: letterlijk of figuurlijk
Succes!

Slide 6 - Diapositive

Voorkennis activeren: 
In iedere les wordt relevante voorkennis geactiveerd aan de hand
van een terugblik-opdracht om zo de mate van stofbeheersing te bepalen en richting te
geven aan de rest van de les. Enkele werkvormen die zich hier mooi voor lenen zijn:
https://toetsrevolutie.nl/?p=2436
Zij zijn dikke vrienden
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij is een boom van een kerel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Theorie 
Taal kan letterlijk of figuurlijk worden gebruikt.

Letterlijk taalgebruik: Er wordt precies bedoeld wat er staat of wordt gezegd.
Figuurlijk taalgebruik: Er wordt iets anders bedoeld dan wat er staat of wordt gezegd.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vervolg Theorie
Vind je het moeilijk om letterlijk en figuurlijk taalgebruik uit elkaar te houden?
Bedenk dan:
- Bij letterlijk taalgebruik  zeggen de woorden precies wat er wordt bedoeld.
- Bij figuurlijk taalgebruik: moet je vaak je fantasie gebruiken om te begrijpen wat er wordt bedoeld.

Op de volgende slide staat een voorbeeld.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld
Kijk naar de afbeelding op bladzijde 23.

Onze oom Greg kan heel goed verhalen vertellen. 
Mijn broertjes hangen aan zijn lippen als hij vertelt.



Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Theorie De bijnaam
Een bekende vorm van figuurlijk taalgebruik is het gebruik van bijnamen.
Als vrienden en familie een bijnaam voor jou gebruiken, bedoelen ze jou, maar zeggen ze iets anders. Je bedenkt je bijnaam meestal niet zelf, maar krijgt hem van andere mensen.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Instructie 
Neem bladzijde 23 voor je van je boek.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag 1

  1. Lees nog een keer de uitleg door op bladzijde 23. 
  2. Daarna maak je opdracht 5. 
  3. Als de tijd om is, bespreken we de 10 zinnen met elkaar.

timer
3:00

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag 2

  1. Vervolgens lees je uitleg 3 door (de bijnaam). 
  2. Maak je opdracht 6 en 7.
  3. Als je klaar bent, blader je terug en ga je de opdrachten die je nog niet hebt gemaakt van woordenschat afmaken.
  4. We bespreken de antwoorden van opdracht 6.
timer
5:00

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiting
Je krijgt een vraag over letterlijk en figuurlijk taalgebruik. Kies het juiste antwoord.
Succes!

Slide 16 - Diapositive

In de slotfase van de les controleert de docent of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen de les, het proces en blikt vooruit. 
Zij is het zwarte schaap van de familie
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vond je van de afgelopen les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk cijfer zou je jezelf geven voor aandacht tijdens deze les?
-210

Slide 19 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ben je blij met het resultaat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk cijfer zou je mij geven voor deze les?
-210

Slide 21 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions