m-v-o + verwijzen (formuleren H3+H4)

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

  OEFENEN met

         woordgeslacht, lidwoorden en verwijswoorden

Doelen:

1.  Ik weet hoe ik woordgeslacht kan vinden in het woordenboek.
2.  Ik kan het juiste verwijswoord kiezen.

Kies het juiste lidwoord!

... jongen

1. de
2. het

Kies het juiste lidwoord!

... kerk

1. de
2. het

Kies het juiste lidwoord!

... huis

1. de
2. het

Kies het juiste lidwoord!

... bal

1. de
2. het

Kies het juiste lidwoord!

... blik

1. de
2. het

Woordgeslacht

• Zelfstandige naamwoorden: fiets, boom, huis, ...
• Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
• Heeft meestal niets te maken met de betekenis van het woord!

Opzoeken in het woordenboek

1.  Pak je woordenboek erbij of ga naar vandale.nl
2.  Blader naar het goede woord of zoek het woord via de zoekbalk
3.  Kijk naar de letter die achter het woord staat: dat is het woordgeslacht

m = mannelijk

 v  = vrouwelijk

 o  = onzijdig

Verwijswoorden

Als je het woordgeslacht weet, kun je het juiste verwijswoord kiezen!

Mannelijk   = de                    deze / die    

Vrouwelijk  = de                    deze / die

Onzijdig      = het                  dit / dat

Voorbeelden:

1.  Meisje (o)                              Het meisje dat daar loopt, is mijn beste vriendin.

2. Pen (v)                                   De pen die ik laatst zocht, heb ik teruggevonden.

3. Laptop (m)                           Deze laptop is stuk.

Wat is het woordgeslacht?

etui (het; o; meervoud: etuis)

1. koker, foedraal, omhulsel: een etui voor schrijfgerei

1. Mannelijk
2. Vrouwelijk
3. Onzijdig

Wat is het woordgeslacht?

kop.te.le.foon (de; m; meervoud: koptelefoons) 

1. twee door een verende hoofdband verbonden telefoons

1. Mannelijk
2. Vrouwelijk
3. Onzijdig

Kies het goede verwijswoord!

De appel ... ik gisteravond at.

1. die
2. dat

Kies het goede verwijswoord!

... klasgenootje heeft gespijbeld.

1. Deze
2. Dit

Kies het goede verwijswoord!

De oplader ... ik laatst kocht, is stuk.

1. die
2. dat

Wat vind je van je nieuwe dekbed .... je voor je verjaardag hebt gekregen?

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

De taart is klaar, dus .... kan uit de oven worden gehaald.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

.... bloemstuk hier heb ik gekregen van onze nieuwe buren.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Monk wil graag het goedkoopste telefoonabonnement hebben. Heb jij ... misschien ook al?

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

.... fiets heeft een matzwarte kleur en een sportief stuur.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

De buurman heeft duiven, ... hij vaak buiten rondjes laat vliegen.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Ik weet hoe ik het woordgeslacht kan vinden in het woordenboek.

1. Ja!
2. Nee, ik heb nog extra uitleg nodig.

Ik kan het juiste verwijswoord kiezen.

1. Ja!
2. Nee, ik heb nog extra uitleg nodig.

TERUG NAAR DE LES

Theorie 1 :aantekeningen
Maken 1: opdrachten uit boek

LEZEN

Theorie 2: aantekeningen

Maken 2: opdrachten uit boek