Schrijven: Opbouw en samenhang

Samenhang
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Samenhang

Slide 1 - Diapositive

Hoe breng je samenhang aan in een tekst?

Slide 2 - Question ouverte

Samenhang breng je in een tekst aan:
door een duidelijke opbouw van de tekst. 
door een duidelijke indeling in alinea's. 
door in de inleiding de structuur van de tekst aan te geven. 
door signaalwoorden te gebruiken. 
door bij de tekst een geschikte afbeelding te plaatsen.

Slide 3 - Diapositive

Uit welke drie tekstdelen bouw je een tekst meestal op?

Slide 4 - Question ouverte

Hoe kan de lezer het tekstverband in een tekst herkennen?

Slide 5 - Question ouverte

De lezer kan het tekstverband herkennen op basis van
  • de signaalwoorden in de tekst geven informatie over het soort tekstverband

Slide 6 - Diapositive

Hoe zorgt een afbeelding bij een tekst voor samenhang?
A
Een afbeelding ondersteunt de tekst
B
Een afbeelding maakt de tekst leuker
C
Een afbeelding verduidelijkt de tekst
D
Een afbeelding zorgt niet voor samenhang

Slide 7 - Quiz

nadat, nu, sinds, terwijl, toen, totdat, uiteindelijk, vervolgens, voordat, zodra
bovendien, daarnaast, en, ook, tevens, verder, ten slotte
Opsomming
Tijd
Vergelijking

Slide 8 - Question de remorquage

 maar, hoewel, toch, echter, daarentegen
evenals, soortgelijk(e), zo, net als
daardoor, door, doordat, dus, hierdoor, waardoor, zodat, vanwege, te danken aan
Oorzaak-gevolg
Tegenstelling
Vergelijking
Voorwaarde

Slide 9 - Question de remorquage

manier, lastig, knelpunt, moeilijkheid, dilemma, uitkomst, antwoord, maatregelen, als ... dan, dus, om ... te
daarvoor, om, met de bedoeling, om dat te bereiken, zodat, opdat
Doel-middel
probleem-oplossing
Reden/verklaring/argument

Slide 10 - Question de remorquage

als, indien, mits, tenzij, in (/voor) het geval dat
daarom, omdat, want, namelijk, dus, aangezien, dat blijkt uit, vanwege, immers
kortom, dus, al met al, vandaar
bijvoorbeeld, zo, zoals, onder andere
samenvatting/ conclusie
Voorbeeld/ toelichting
voorwaarde
reden/verklaring/argument

Slide 11 - Question de remorquage

Huiswerkopdracht
  • Oefenen vaardigheden verkort 3F
  • Hoofdstuk 1 lezen
  • Hoofdstuk 2 luisteren
  • Oefenen examens

Slide 12 - Diapositive