De Bloedsomloop BS 1 t/m 4 oefenles voor toets

 Bloed

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

 Bloed

Slide 1 - Diapositive

Beste leerlingen uit klas 2,

In deze lessonup worden bs 1 t/m 4 herhaald en gecheckt.
Je krijgt steeds wat informatie (soms via een video), lees en kijk goed. Daarna volgen enkele vragen.
Op de vragen zit een tijdslot waarbinnen je de vraag moet beantwoorden.

Succes!

Slide 2 - Diapositive

Bloed
Een mengsel van:
  • Vaste bestanddelen
    (=bloedcellen)
  • Vloeibare bestanddelen
    (=bloedplasma)

Slide 3 - Diapositive

Samenstelling
  • Bloedcellen:
    - Rode bloedcellen
    - Witte bloedcellen
    - Bloedplaatjes
  • Bloedplasma (=serum)
    - Plasma-eiwitten
    - Water
    - Opgeloste stoffen

Slide 4 - Diapositive

Bloedplasma
  • Vloeistof
  • Vervoert:
    - Zuurstof (een beetje)
    - Koolstofdioxide (een beetje)
    - Voedingsstoffen
    - Afvalstoffen

     - Warmte


Slide 5 - Diapositive

Rode bloedcellen
  • Hebben geen celkern
  • Kleine ronde holle schijfjes
  • Bevatten hemoglobine (ijzer)     -> rode kleur
  • Vervoeren zuurstof

Slide 6 - Diapositive

Witte bloedcellen
  • Hebben een celkern
  • Hebben geen vaste vorm
  • Veel verschillende typen
  • Bestrijden ziekteverwekkers 

       -fagocytose

       -aanmaak antistoffen

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 9 - Quiz

Welke van deze 'onderdelen' van bloed hoort bij de VASTE bestanddelen?
A
Water
B
Bloedplaatjes
C
Plasma-eiwitten
D
Opgeloste stoffen

Slide 10 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 11 - Quiz

De Bloedsomloop

Slide 12 - Diapositive

de bloedsomloop
= de weg die het bloed door het lichaam aflegt


-mensen hebben een dubbele bloedsomloop

Slide 13 - Diapositive

Kleine bloedsomloop.

  • route: rechterkamer-longenlinkerboezem.
Volg de pijltjes, begin in de rechterkamer.
  • reden van deze bloedsomloop:afvalstoffen afgeven, zuurstof ophalen.

Slide 14 - Diapositive

Grote bloedsomloop.

  • start: linkerkamer-organen-rechterboezem.
Volg de pijltjes, begin in de linkerkamer (lk)
  • Reden van deze bloedsomloop: zuurstof afleveren bij cellen en afvalstoffen ophalen.

Slide 15 - Diapositive

Hoe loopt de grote bloedsomloop?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart

Slide 16 - Quiz

Wat is de functie van de kleine bloedsomloop?
A
Via de kleine bloedsomloop wordt bloed naar de darmen gepompt. Daar worden voedingsstoffen opgenomen in het bloed.
B
In dit gedeelte van de bloedsomloop wordt lymfe opgenomen in het bloed.
C
Via de kleine bloedsomloop wordt bloed naar de longen gepompt. Daar wordt zuurstof opgenomen in het bloed.

Slide 17 - Quiz

Waar zitten de hartkleppen?
A
Tussen de linker - en de rechterhelft van het hart
B
Tussen het hart en de aorta en longslagader
C
Tussen de boezems en kamers in het hart
D
In de aders die naar het hart toelopen

Slide 18 - Quiz

Waar liggen de kransslagaders?
A
In je hoofd
B
In je longen
C
In je hart
D
In je benen

Slide 19 - Quiz

Wat betekent een hartslag van 70?
A
Het hart klopt 70 x per seconde
B
Het hart klopt 70 x per minuut
C
Het hart klopt 70 x per kwartier
D
Het hart klopt 70 x per uur

Slide 20 - Quiz

(1)Gaat de longslagader van het hart af of naar het hart toe?
Is het bloed in de longslagader zuurstofarm of zuurstofrijk?
A
Van het hart af - Zuurstofarm
B
Van het hart af - Zuurstofrijk
C
Naar het hart toe - Zuurstofarm
D
Naar het hart toe - Zuurstofrijk

Slide 21 - Quiz

Het hart pompt het bloed rond met heel veel kracht. Welke kamer van het hart is het sterkst?
A
linkerboezem
B
linkerkamer
C
rechterkamer
D
rechterboezem

Slide 22 - Quiz

de bloedvaten 


- slagaders
-haarvaten
-aders

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

slagaders

-lopen van het hart af.
- hebben een gespierde wand
- de bloeddruk is hoog
- liggen vaak diep in het lichaam
- bevatten zuurstofrijk bloed (niet de longslagaders)

Slide 25 - Diapositive

haarvaten

- zijn maar 1 cellaag dik
- vormen een netwerk
- de bloeddruk is laag
- er vindt uitwisseling plaats van stoffen

Slide 26 - Diapositive

aders
- lopen naar het hart toe
- de bloeddruk is laag
- de wanden zijn minder gespierd
- liggen minder diep in je lichaam
- bevatten vaak kleppen
- bevatten zuurstofarm bloed (niet de longaders)

Slide 27 - Diapositive

spierpomp

Slide 28 - Diapositive

naam van de bloedvaten
De slagaders worden genoemd naar het orgaan waar ze heen stromen.
De aders worden genoemd naar het orgaan waar ze vandaan stromen.

uitzondering: bloedafvoer van het darmkanaal!
Dit gaat via de poortader naar de lever.

Slide 29 - Diapositive

welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 30 - Quiz

Bevatten slagaders altijd zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quiz

Je kunt je hartslag 'meten' bij je pols. Je voelt het bloed dan in een....
A
bindweefsel, spierweefsel en dekweefsel
B
slagader
C
ader
D
haarvat

Slide 32 - Quiz

Wat geeft nummer 2 aan?
A
een slagader
B
een ader
C
een haarvat

Slide 33 - Quiz

(!)Wat is er bijzonder aan de longader?
A
De bloeddruk is er hoog
B
Hij loopt van het hart af
C
Hij bevat zuurstofrijk bloed
D
Hij heeft een gespierde wand

Slide 34 - Quiz

In welke bloedvaten is de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten

Slide 35 - Quiz