De overval - 2m - fictie

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Waar denk je dat dit verhaal over gaat?
Wat zal de titel zijn?
De overval
  • Maren Stoffels
  • We gaan het verhaal gezamenlijk lezen.
  • Daarna vullen jullie een aantekeningenblad in.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vind je van het verhaal?

Beoordelingswoord?

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Personages
Hoofdpersoon
  • Belangrijkste personage in een verhaal. 

  • Wordt uitgebreid beschreven: je leest wat deze persoon denkt en voelt.

  • Heeft meestal een probleem of opdracht in het verhaal dat opgelost of volbracht moet worden. 

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Personages beschrijven
Een personage kun je beschrijven aan de hand van karaktereigenschappen.

Denk bijvoorbeeld aan woorden zoals:
  • sociaal - op zichzelf
  • voorzichtig- avontuurlijk
  • paniekerig-kalm
  • creatief- ordelijk
  • eerlijk- achterbaks/oneerlijk 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe zat het                                                 ook alweer?

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertelperspectief
Als je een verhaal leest, wordt het verhaal aan jou gepresenteerd vanuit een bepaald standpunt. Dit noem je het vertelperspectief.
Je kent de volgende vertelperspectieven:
  • Ik vertelperspectief
  • Hij/Zij vertelperspectief
  • Wisselend vertelperspectief

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik-perspectief (ik-verteller)
Je ziet alles door de ogen van de ik. Geschreven in de ik-vorm. 

Dat levert een subjectief beeld op. Subjectief is 'maar van één kant', alleen maar hoe de ik-persoon over dingen denkt.

Je weet als lezer niet meer dan de ik-verteller. Je leert de ik-persoon wel heel goed kennen.



Slide 8 - Diapositive

Welk verhaalperspectief kent het verhaal 'Asiel'?
Hij/zij perspectief en wisselend perspectief
  • Hij/zij-perspectief (hij/zij-verteller): Ook hier zie je alles door de ogen van één persoon. Nu wordt de hij-/zij-vorm gebruikt. Ook dit perspectief levert een subjectief beeld op. Je weet alleen maar hoe hij/zij over dingen denkt.


  • Wisselend perspectief: Je weet dan meer én van meerdere personen (o.a. hoe zij denken). Dit kan vanuit een ik-perspectief zijn, vanuit een hij/zij-perspectief of vanuit allebei. Dit is meestal objectief. Dat geeft dan een 'eerlijker' beeld van wat er gebeurt, omdat je het verhaal van meerdere kanten beleeft.



Slide 9 - Diapositive

Welk verhaalperspectief kent het verhaal 'Asiel'?
Ruimte
Verhalen spelen zich altijd af op een bepaalde plaats en onder bepaalde omstandigheden. Dat noem je de ruimte.
  1. Plaats: een land, een dorp, maar ook de ruimte zoals een lokaal of een kamer.
  2. Omstandigheden: nacht, overdag, lente, winter, storm.

De ruimte zorgt vaak voor een bepaalde sfeer.



Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijd
  • Wat is de vertelde tijd? In hoeveel tijd speelt dit verhaal zich af?
  • In welke tijd speelt dit verhaal zich af? Nu, in de toekomst, in de Middeleeuwen? Hoe weet je dat?

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beoordelingswoorden
Wat het verhaal met je doet:

 
  • spannend - saai
  • duidelijk - verwarrend
  • humoristisch - zonder humor
  • veel actie - gebeurt weinig in
  • verdrietig - vrolijk

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beoordelingswoorden
Realistisch of niet-realistisch?

  • realistisch of niet-realistisch?
  • geloofwaardig - ongeloofwaardig
  • herkenbaar - niet herkenbaar
  • levensecht - bedacht
  • kan echt gebeuren - kan niet echt gebeuren

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions