to be going to

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Toekomende tijd met "to be going to"
Tomorrow I am going to take the bus.
(Morgen zal ik de bus nemen.)
Gebruik
Je gebruikt de toekomende tijd met going to als je wilt aangeven dat iemand iets in de toekomst van plan is. Je gebruikt deze vorm ook als je een voorspelling doet over de toekomst, waarvoor je bewijs hebt. 
Bijvoorbeeld: Look at those dark clouds! It is going to rain.
(Kijk eens naar die donkere wolken! Het gaat zo regenen.)

Slide 3 - Diapositive

Vorm "to be going to"
Vorm
Je maakt deze tijd met am / are / is + going to + hele werkwoord. Bijvoorbeeld:
I am going to walk to the station in ten minutes.
He is going to eat some fruit.
They are going to visit the museum next week.

Slide 4 - Diapositive

He .... his friend. (to phone)

Slide 5 - Question ouverte

We ... new computer game. (to play)

Slide 6 - Question ouverte

My sister ... TV. (to watch)

Slide 7 - Question ouverte

You ... a picnic next Tuesday. (to have)

Slide 8 - Question ouverte

They ... to the bus stop this afternoon. (to walk)

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Lien

Slide 11 - Lien

State two things you have learned.

Slide 12 - Question ouverte

Ask a question you still have.

Slide 13 - Question ouverte