Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Nabespreken toets Unité 1
Bonjour!
Jezelf voorstellen
Lidwoorden
Enkelvoud / meervoud
Werkwoord avoir
Slide 1 - Diapositive
AI. Vocabulaire (FR>NL)
Kies het juiste woord én schrijf de Nederlandse vertalign ernaast.
8. Regarde la fille / la musique. Elle est jolie!
Slide 2 - Question ouverte
B1. Vertaal het woord naar het Frans.
1. blij, tevreden
Slide 3 - Question ouverte
B1. Vertaal het woord naar het Frans.
2. De voornaam
Slide 4 - Question ouverte
B1. Vertaal het woord naar het Frans.
7. heel, erg
Slide 5 - Question ouverte
C. Grammaire 'être' Geef antwoord op de geselde vragen. Vul het juiste pers.vnw in én de juiste vorm van het werkwoord 'être'
Gaspard et Jean, vous êtes des amis?
> Oui, ........ des amis
Slide 6 - Question ouverte
D. Grammaire - Lidwoorden
Vertaal de dikgedrukte woorden naar het Frans. Let op het lidwoord.
5. ......... sont correctes - De adressen
Slide 7 - Question ouverte
D. Grammaire - Lidwoorden
Vertaal de dikgedrukte woorden naar het Frans. Let op het lidwoord.
6. Il y a ............ dans mon jardin. - jongens
Slide 8 - Question ouverte
D) Pronoms Vervang het vetgedrukte woord door het pers.vnw: il/elle/ils/elles
4. Les amies de Zoé sont sympas. > Oui , .... sont très sympas.
Slide 9 - Question ouverte
G. Comment dire / écrire Geef antwoord op de vragen in het Frans. Minimaal 3 woorden.
Tu es grand?
Slide 10 - Question ouverte
Évaluez votre Repetitie
Loop toets langs met het opdrachtenblad erbij.
Waar zitten de fouten in? (opdracht lezen / spelling / vertaling / begrijpen)
Onduidelijk / Vragen? > Eerst: - lees de vraag + antw. nog een keer. Denk na. - Pak je boek erbij - Vraag een klasgenoot >>> pas dan: vraag de docent (handje lessonup)
Vul de evaluatie in.
Lever het opdrachtenblad in. Eigen blaadje mag mee naar huis.