4h - regelmatige werkwoorden oefenen (er, ir, re)

PRÉSENT
Werkwoorden op -er
Werkwoorden op -ir
Werkwoorden op -re
Uitgangen:
-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
Uitgangen:
-s, -s, ..., -ons, -ez, -ent
Uitgangen: 
-is, -is, -it, -issons, -issez, -issent
1 / 11
suivant
Slide 1: Question de remorquage
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

PRÉSENT
Werkwoorden op -er
Werkwoorden op -ir
Werkwoorden op -re
Uitgangen:
-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
Uitgangen:
-s, -s, ..., -ons, -ez, -ent
Uitgangen: 
-is, -is, -it, -issons, -issez, -issent

Slide 1 - Question de remorquage

Vervoeg het werkwoord 'aimer' in de présent (let op: alles in één blokje, gebruik je, tu, il, nous, vous, ils)

Slide 2 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord 'choisir' in de présent (zoals bij de vorige vraag)

Slide 3 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord 'rendre' in de présent (zoals bij de vorige vraag)

Slide 4 - Question ouverte

Hoe vorm ik een voltooid deelwoord v van een regelmatig werkwoord op -re?

Slide 5 - Question ouverte

Het voltooid deelwoord van choisir is 'choisiru'
Oui
Non

Slide 6 - Sondage

Hoe vorm ik de imparfait? (= stam + uitgangen) je kunt een voorbeeld gebruiken

Slide 7 - Question ouverte

De uitgangen van de futur lijken op het werkwoord 'avoir' in de présent
Oui
Non

Slide 8 - Sondage

Hoe vorm ik de futur? (stam + uitgangen)

Slide 9 - Question ouverte

De werkwoorden avoir, être, faire hebben in de futur een onregelmatige stam
Oui
Non

Slide 10 - Sondage

Wat zijn de stammen van avoir, être en faire in de futur? (ww staan op dezelfde volgorde in de antwoorden)
A
avoiré, êtré, fairé
B
aura, êtra, faira
C
aur, ser, fer
D
avoi, êtr, fair

Slide 11 - Quiz