Signaalwoorden T3

Programma
  • 8:45-9:05 uur: oefenen met signaalwoorden/verbanden  (wisbordjes) 
  • 9:05-9:25 uur: werkblad voorbereiding toets (info zoeken in Toolbox)
  • 9:25-9:35 uur: nabespreken werkblad tekstdoelen


1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Programma
  • 8:45-9:05 uur: oefenen met signaalwoorden/verbanden  (wisbordjes) 
  • 9:05-9:25 uur: werkblad voorbereiding toets (info zoeken in Toolbox)
  • 9:25-9:35 uur: nabespreken werkblad tekstdoelen


Slide 1 - Diapositive

Leesvaardigheid
Oefenen met signaalwoorden en verbanden

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn signaalwoorden ook al weer? 

  • met deze woorden leg je verbanden tussen zinnen en alinea’s
  • woorden die een tekst begrijpelijker maken
  • bv. maar, omdat, daarnaast, toch, ook
  • welk signaalwoord je gebruikt hangt af van het soort verband

Slide 3 - Diapositive

Vroeger is de aarde een tijdje een ijsplaneet geweest.
Wat is het signaalwoord in deze zin?
Schrijf op je wisbord. 

Slide 4 - Diapositive

Vroeger is de aarde een tijdje een ijsplaneet geweest.
Wat is het verband?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
(tijd)volgorde
D
samenvatting

Slide 5 - Quiz

Verband (tijd)volgorde
  • eerst, daarna
  • vervolgens
  • voordat, nadat
  • toen, nu
  • wanneer
  • later, straks
  •  vroeger

Slide 6 - Diapositive

Tom houdt van voetbal en games. Ook gaat hij graag uit.
Wat zijn de twee signaalwoorden in deze zin?
Schrijf deze op je wisbord. 

Slide 7 - Diapositive

Tom houdt van voetbal en games. Ook gaat hij graag uit.
Wat is het verband?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
tijd(volgorde)
D
samenvatting

Slide 8 - Quiz

Verband opsomming
  • en 
  • ook
  • ten eerste, ten tweede
  • bovendien
  • daarnaast
  • verder

Slide 9 - Diapositive

Eerst scoorde Timo bijna nooit, maar nu scoort hij bijna elke wedstrijd. 
Wat zijn de drie signaalwoorden in deze zin?
Schrijf deze op je wisbord. 

Slide 10 - Diapositive

Eerst scoorde Timo bijna nooit, maar nu scoort hij bijna elke wedstrijd.
Wat is het verband bij eerst en nu?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
tegenstelling
D
(tijd)volgorde

Slide 11 - Quiz

Eerst scoorde Timo bijna nooit, maar nu scoort hij bijna elke wedstrijd.
Wat is het verband bij maar?
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
(tijd)volgorde
D
opsomming

Slide 12 - Quiz

Verband tegenstelling
  • maar
  • echter
  • toch
  • in tegenstelling tot
  • daarentegen

Slide 13 - Diapositive

Door de hevige onweersbui zijn er bomen omgevallen. Sommige kwamen op de daken van huizen terecht waardoor bewoners veel kosten hebben.

Wat zijn de twee signaalwoorden in deze zin?
Schrijf deze op je wisbord. 

Slide 14 - Diapositive

Door de hevige onweersbui zijn er bomen omgevallen. Sommige kwamen op de daken van huizen terecht waardoor bewoners veel kosten hebben.
Wat is het verband bij door en waardoor?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
tegenstelling
D
(tijd)volgorde

Slide 15 - Quiz

Verband oorzaak – gevolg
  • daardoor, waardoor
  • door, doordat
  • hierdoor
  • zodat
  • het gevolg is

Slide 16 - Diapositive

We hebben plezier gehad in alle achtbanen. We hebben hard gelachen. We hebben heerlijke ijsjes gegeten. Samengevat, dit was een zeer geslaagd schoolreisje!

Wat is het signaalwoorden in deze zin?
Schrijf dit woord op je wisbord. 

Slide 17 - Diapositive

We hebben plezier gehad in alle achtbanen. We hebben hard gelachen. We hebben heerlijke ijsjes gegeten. Samengevat, dit was een zeer geslaagd schoolreisje!
Wat is het verband bij samengevat?
A
samenvatting
B
oorzaak-gevolg
C
tegenstelling
D
(tijd)volgorde

Slide 18 - Quiz

Verband samenvatting
  • kortom
  • al met al
  • samenvattend
  • samengevat

Slide 19 - Diapositive

 Opdracht: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 20 - Diapositive


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 21 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
(tijd)volgorde
B
opsomming
C
samenvatting
D
tegenstelling

Slide 22 - Quiz

Mijn oom kwam in een lange file terecht. Hierdoor kwam hij te laat op de receptie.

Welk tekstverband?


A
samenvatting
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 23 - Quiz


Mark houdt van friet. Daarnaast houdt hij van pizza.

Welk tekstverband?


A
samenvatting
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming

Slide 24 - Quiz

Het heeft al maanden niet meer geregend. Daardoor is de oogst van de boeren mislukt.

Welk verband?


Welk tekstverband?


A
oorzaak-gevolg
B
tegenstelling
C
(tijd)volgorde
D
opsomming

Slide 25 - Quiz


Ik vond het saai op het feest. Peter heeft echter genoten.
Welk verband?


Welk tekstverband?


A
oorzaak-gevolg
B
tegenstelling
C
(tijd)volgorde
D
opsomming

Slide 26 - Quiz

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn collega anders over.

Welk verband?


Welk tekstverband?


A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
(tijd)volgorde
D
tegenstelling

Slide 27 - Quiz

Vlees eten is slecht voor dierenwelzijn. Daarnaast is vlees eten slecht voor het milieu.
Kortom, we moeten geen vlees meer eten in de toekomst.
Welke verbanden?




A
oorzaak-gevolg en opsomming
B
opsomming en samenvatting
C
(tijd)volgorde en tegenstelling
D
tegenstelling en samenvatting

Slide 28 - Quiz

Op zaterdag heb ik een voetbalwedstrijd, op zondag ga ik naar de stad met vrienden. Al met al heb ik een druk weekend.
Welk verband?


Welk tekstverband?


A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
samenvatting
D
tegenstelling

Slide 29 - Quiz

Veel meiden willen naar het optreden van Pink, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = samenvatting
C
Tekstverband = opsomming

Slide 30 - Quiz

Toen ik op school kwam, bleek het eerste lesuur uit te vallen.

Toen is het signaalwoord voor ....
A
oorzaak-gevolg
B
(tijd)volgorde
C
opsomming
D
samenvatting

Slide 31 - Quiz

Ik hou niet van vliegen, toch ga ik wel graag op reis.

Wat is het verband?
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
samenvatting

Slide 32 - Quiz

Hij deed boodschappen voordat hij naar huis ging.

Wat is het verband?
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
(tijd)volgorde

Slide 33 - Quiz

Hij deed boodschappen voordat hij naar huis ging.

Wat is het verband?
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
(tijd)volgorde

Slide 34 - Quiz

Het is vanavond koopavond. Daardoor kan het drukker zijn op de weg.

Wat is het verband?
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
(tijd)volgorde

Slide 35 - Quiz

Ook doe ik graag aan tennis en wielrennen.

Wat is het verband?
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
(tijd)volgorde

Slide 36 - Quiz

Mijn oma houdt van verjaardagen, in tegenstelling tot mijn opa.

Wat is het verband?
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
(tijd)volgorde

Slide 37 - Quiz

Werkblad
  • Wat: Maak het werkblad 'voorbereiding toets'.
  • Hoe: in tweetallen. 
 Je mag met zachte stem overleggen.
Zoek info op in 'toolbox'.
  • Tijd: 20 minuten werken.
          Klaar?: lezen in tijdschrift of app werkwoordspelling
timer
20:00

Slide 38 - Diapositive

Nabespreking werkblad tekstdoelen

Slide 39 - Diapositive

Je schrijft het recept op van een appeltaart.
Je schrijft een popliedje.
Je schrijft een advertentie om je oude skateboard te verkopen.

Je schrijft iets nieuws in een nieuwsbericht.
Je schrijft een review over een nieuw computerspel.
overtuigen
activeren
instrueren
amuseren
informeren

Slide 40 - Question de remorquage

Wat is het tekstdoel?

Slide 41 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?

Slide 42 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?

Slide 43 - Diapositive

Doel van advertentie? Tandarts-assistente

A De lezer amuseren met een leuke foto.

B De lezer informeren over problemen in de tandartsenpraktijk.

C De lezer activeren om informatie aan te vragen over de opleiding voor tandartsassistente.

D De lezer overtuigen van het nut van tandarts-assistenten.

Slide 44 - Diapositive

Belangrijkste doel van advertentie? 
Nederlandse Vereniging van Diëtisten

De ouders

A amuseren met foto’s van dikke kinderen.
B ervan overtuigen dat hun kinderen moeten bewegen en gezond moeten eten en drinken.

C informeren over de Nederlandse Vereniging van Diëtisten.
D activeren om hun kinderen een gezonde basis te geven.


Slide 45 - Diapositive

Belangrijkste doel van advertentie? 
De Postcode loterij helpt Valdés!


A De lezers activeren om mee te doen met de Nationale Postcode Loterij.

B De lezers informeren over de Nationale Postcode Loterij.

C De lezers overtuigen van het nut van de Nationale Postcode Loterij.

D De lezers waarschuwen voor de bedreiging van de natuur van het eiland Valdés.

Slide 46 - Diapositive

Tekstdoel motivatiebrief? 

Het tekstdoel is _________________________

Slide 47 - Diapositive