bijvoeglijk naamwoord 2m

bijvoeglijk naamwoord 2m
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

bijvoeglijk naamwoord 2m

Slide 1 - Diapositive

een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over...
A
een bijwoord
B
een zelfstandig naamwoord of persoonlijk voornaamwoord
C
een werkwoord
D
een lidwoord

Slide 2 - Quiz

Bekijk de zin: "Ze draagt een blauwe broek"
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
draagt
B
ze
C
broek
D
blauwe

Slide 3 - Quiz

Bekijk de zin: "Ze draagt een blauwe broek"
"Blauwe" zegt iets over:
A
draagt
B
broek
C
ze
D
blauwe

Slide 4 - Quiz

Dezelfde zin in het Frans: "Elle porte un pantalon bleu"
wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
elle
B
pantalon
C
porte
D
bleu

Slide 5 - Quiz

"Elle porte un pantalon bleu""
"bleu" zegt iets over...
A
porte
B
elle
C
pantalon
D
un

Slide 6 - Quiz

De plek van het bijvoeglijk naamwoord in het NEDERLANDS
A
VOOR het zelfstandig naamwoord
B
ACHTER het zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quiz

De plek van het bijvoeglijk naamwoord in het FRANS
A
VOOR het zelfstandig naamwoord
B
ACHTER het zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quiz

mannelijk enkelvoud (m.ev)
-
mannelijk meervoud (m.mv)
s
vrouwelijk enkelvoud (v.ev)
vrouwelijk meervoud (v.mv)
es
Het zelfstandig naamwoord is...
Het bijvoeglijk naamwoord krijgt op het einde een...

Slide 9 - Diapositive

een bijvoeglijk naamwoord kan natuurlijk ook iets over IEMAND zeggen. 
Hij is groot = Il est grand
Zij is slim = Elle est intelligente


Dezelfde regel voor de uitgangen:
mannelijk enkelvoud (m.ev)
-
mannelijk meervoud (m.mv)
s
vrouwelijk enkelvoud (v.ev)
vrouwelijk meervoud (v.mv)
es

Slide 10 - Diapositive

Hoe weet je of een zelfst.nw mannelijk of vrouwelijk of meervoud is?
A
dat weet je niet
B
kijk naar het lidwoord of de uitgang

Slide 11 - Quiz

welke lidwoorden zijn mannelijk?
A
la, une
B
le, un
C
les

Slide 12 - Quiz

welke lidwoorden zijn vrouwelijk?
A
la, une
B
le, un
C
les

Slide 13 - Quiz

welk lidwoord is meervoud?
A
la, une
B
le, un
C
les

Slide 14 - Quiz

"C'est une grande maison"

(Het is een groot huis)

het zelfst. nw "maison" is...
A
m.ev
B
m.mv
C
v.ev
D
v.mv

Slide 15 - Quiz

hoe weten we dat "maison" v.ev (vrouwelijk enkelvoud) is?

Slide 16 - Question ouverte

vul in.
Il est _____________ (grand)
A
grand
B
grandes
C
grande
D
grands

Slide 17 - Quiz

Vul in.
La maison est ___________ (vert)
A
vert
B
verts
C
verte
D
vertes

Slide 18 - Quiz

Vul in.
La fille ____________ achète une robe. (mignon)
A
mignon
B
mignonne
C
mignons
D
mignonnes

Slide 19 - Quiz

Eindigt het bijv. nw. al op een -e of -s?
Dan krijgt het geen extra -e of -s.
Voorbeeld: Le garçon timide (de verlegen jongen)
La fille timide (het verlegen meisje)
Het bijv. nw. 'timide' krijgt geen extra -e in de tweede zin, omdat die er al was. 

Slide 20 - Diapositive

vul in: La chambre _____________ (adorable)
A
adorable
B
adorablee
C
adorables
D
adorablees

Slide 21 - Quiz

Les jeans ______ (gris)
A
grise
B
griss
C
gris
D
grises

Slide 22 - Quiz

uitzonderingen
Sommige bijv.nw veranderen meer van vorm gebaseerd op het zelfst. nw:






Deze moet je uit je hoofd leren.
m.ev
m.mv
v.ev
v.mv
vertaling
bon
bons
bonne
bonnes
goed
beau
beaux
belle
belles
mooi
nouveau
nouveaux
nouvelle
nouvelles
nieuw
vieux
vieux
vieille
vieilles
oud

Slide 23 - Diapositive

let op!
Die bijv.nw en nog twee andere, komen altijd VOOR het zelfst. nw. Net als in het Nederlands. 
Dus BON, BEAU, NOUVEAU, VIEUX, GRAND & PETIT
komen VOOR het zelfst. nw
bon
beau
nouveau
vieux
grand
petit
goed
mooi
nieuw
oud
groot
klein

Slide 24 - Diapositive

vul in: J'ai un ______ frère (grand)
A
grande
B
grandes
C
grand
D
grands

Slide 25 - Quiz

vul in: Il habite dans une _______ maison.
A
beau
B
beaux
C
belles
D
belle

Slide 26 - Quiz

vul in: il rencontre les ________ voisins (nouveau)
A
nouveau
B
nouveaux
C
nouvelle
D
nouvelles

Slide 27 - Quiz

komt "adorable" voor of achter het zelfst.nw?
A
voor
B
achter

Slide 28 - Quiz

komt "noir" voor of achter het zelfst.nw?
A
voor
B
achter

Slide 29 - Quiz

komt "vieux" voor of achter het zelfst.nw?
A
voor
B
achter

Slide 30 - Quiz

komt "nouveau" voor of achter het zelfst.nw?
A
voor
B
achter

Slide 31 - Quiz

samenvatting
Er zijn dus twee dingen om op te letten
1. De vorm
2. De plek

Slide 32 - Diapositive

Hoe bepaal je de vorm?

Slide 33 - Question ouverte

Hoe bepaal je de plek?

Slide 34 - Question ouverte

Hoe goed denk je dat je het nu snapt?
A
super goed
B
wel oke
C
niet helemaal
D
totaal niet

Slide 35 - Quiz