Les 4, herhalen D + E (18-11) H3A

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Ga zitten volgens de plattegrond van de mentor.

Pak je werkboek, aantekeningenschrift en etui.

Ga lezen in je Nederlands boek of steek je vinger op voor een nieuwe woordzoeker.

Aujourd'hui, c'est mercredi

H3A

Le programme:

- Parler en français rollenspel

- Herhalen grammaire D à + bepaald lidwoord & de + bepaald lidwoord 

- E, regarder

Les buts (leerdoelen):

- Aan het einde van de les heb je verteld over je vrije tijd

- Aan het einde van de les heb je grammaire D herhaald door middel van een quiz

- Aan het einde van de les heb je een opdracht gemaakt over een vlog

Est-ce que tout le monde est présent?

- Zijn we compleet? Wie missen we?

Parler en français:

Rollenspel: Lees bij deze opdracht om de beurt de zinnen hardop voor in volgorde van het gesprek

Ronde 1 - lees het gesprek voor in duo's

Ronde 2 - vervang de schuingedrukte woorden door een ander Frans woord

Huiswerk bespreken:

Ouvre le livre à la page 68

Pak een rode of groene pen, zodat je de opdrachten kunt nakijken.

Les devoirs = ex. 15ABCD + 16ABCD + 17

Répéter grammaire D:

- Geef antwoord op de vragen over grammaire D.

- Questions? Stel de vragen tijdens het zelfstandig werken.

Open je aantekeningenschrift als hulpmiddel en open een lege pagina.

Grammaire D

Keuze uit au / à la / à l' / aux / du / de la / de l' / des 

1) Vertaal de zin naar het Nederlands

- Past het woord ‘van’ in de zin ?  kies uit du / de la / de l’ / des

- Past het woord ‘van’ niet in de zin?  kies uit au / à la / à l’ / aux

Bijvoorbeeld:

Je vais ... l'école --> ik ga naar school --> keuze uit au / à la / à l' / aux

Je parle de l'histoire .... film --> ik praat over de geschiedenis van de film --> keuze uit du / de la / de l' / des

Kies uit au / à la / à l' / aux 

Je vais ..... restaurant (mnl. ev)

Nous sommes .... mer (vrl. ev)

Je suis ...... Pays-Bas 

Kies uit du / de la / de l' / des

Nous avons le clé .... soeur

Tu es le directeur .... hôtel?

C'est le chien.... filles

Kies uit au / à la / à l' / aux / du / de la / de l' / des

Hélène va .... supermarché (mnl. ev)

C'est le smartphone ... père

Je vais ... école

On peut aussi aller .... nouvelle pizzeria.

Il va .... matchs

Klaar? Houd je aantekeningenschrift open & maak het huiswerk (zie Magister)  Antwoorden komen op het bord.

Kies uit au / à la / à l' / aux 

Je vais au restaurant (mnl. ev)

Nous sommes à la mer (vrl. ev)

Je suis aux Pays-Bas 

Kies uit du / de la / de l' / des

Nous avons le clé de la soeur

Tu es le directeur de l'hôtel?

C'est le chien des filles

Kies uit au / à la / à l' / aux / du / de la / de l' / des

Hélène va au supermarché (mnl. ev)

C'est le smartphone du père

Je vais à l'école

On peut aussi aller à la nouvelle pizzeria.

Il va aux matchs

Au travail:

Quoi (wat)? Fais exercice 19 (kies uit: 1/2/4/5/6 blz. 163) + 20AB + 21. Bekijk eerst de video van exercice 19 online en werk daarna de opdrachten uit 

Comment (hoe)? De video kijk je alleen en de opdrachten maak je zelfstandig.

Questions? Steek je vinger op of overleg fluisterend 

Prêt (klaar)? Online Slim Stampen/ leren aantekening grammaire D (je mag muziek luisteren tijdens het leren)

Geen oortjes bij je? Maak exercice 19 thuis en zorg dat het volgende les af is.

Blooket:

https://dashboard.blooket.com/set/6423ebcb4f6a3e30339d244f 

(je mag het boek gebruiken -> Blooket gaat om alle woordjes van ch.2)

- Kies je eigen naam

- Tijdens het spelen blijft de muziek hoorbaar

Les devoirs (huiswerk):

- Faire: 19 + 20AB + 21

- Apprendre: vocabulaire E + répéter grammaire D

Cherche quelqu'un qui.... = ex. 14B

• Stel de vragen in het Frans. Tu as un frère? Tu est fils unique?
• Is het antwoord 'oui', dan noteer je de naam. 
• Probeer zoveel mogelijk namen per zin te noteren/ 

Laatste 7 minuten van de les:

Kies de juiste vorm

Nous avons le clé .... soeur?

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Kies de juiste vorm

Tu est le directeur .... hôtel?

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Kies de juiste vorm

C'est le chien ...... filles.

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Kies uit au / à la / à l' / aux / du / de la / de l' / des:

Hélène va .... supermarché (mnl. ev.)
(tip: vertaal de zin --> gebruik je 'van'? = du....)

Kies uit au / à la / à l' / aux / du / de la / de l' / des:

C'est le smartphone ... père.

Kies uit au / à la / à l' / aux / du / de la / de l' / des:

Je vais .... école.

Kies uit au / à la / à l' / aux / du / de la / de l' / des:

On peut aussi aller .... nouvelle pizzeria.

Kies uit au / à la / à l' / aux / du / de la / de l' / des:

Il va ... matchs.