Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
Herzlich willkommen!
Thema:
Wederkerende voornaamwoorden
Slide 1 - Diapositive
Inhalt der Stunde
Lernziele dieser Stunde
Wiederholung der Wörter
Wederkerende voornaamwoorden
Aufgaben dieses Themas
Check der Lernziele
Vertaling
Lernziele = leerdoelen
Wiederholung = herhaling
Aufgaben = opdrachten
Slide 2 - Diapositive
1. Lernziele dieser Stunde
Am Ende dieser Stunde kann ich ...
... de wederkerende voornaamwoorden op de juiste manier gebruiken.
Slide 3 - Diapositive
2. Wiederholung der Wörter
Was bedeuten die folgenden Wörter auf Niederländisch?
Slide 4 - Diapositive
sich kümmern um
A
zorgen voor
B
zich schminken
C
zich vervelen
D
zich ergeren over
Slide 5 - Quiz
sich verkleiden
A
zich omkleden
B
zich verkleden
C
zich vervelen
D
zich ergeren over
Slide 6 - Quiz
sich langweilen
A
zich uitrusten
B
zich schminken
C
zich vervelen
D
zich ergeren over
Slide 7 - Quiz
sich ärgern
A
zorgen voor
B
zich schminken
C
zich vervelen
D
zich ergeren over
Slide 8 - Quiz
sich amüsieren
A
zich amuseren
B
zich schminken
C
zich vervelen
D
zich ergeren over
Slide 9 - Quiz
sich ausruhen
A
zorgen voor
B
zich schminken
C
uitrusten
D
zich ergeren over
Slide 10 - Quiz
sich schminken
A
zorgen voor
B
zich schminken
C
uitrusten
D
zich verheugen op
Slide 11 - Quiz
sich umkleiden
A
zich verkleden
B
zich schminken
C
zich vervelen
D
zich omkleden
Slide 12 - Quiz
sich freuen über
A
zorgen voor
B
zich schminken
C
uitrusten
D
zich verheugen op
Slide 13 - Quiz
3. Wederkerende voornaamwoorden
Hallo! Fast ist es Karneval. Ich mag das Fest. Ichverkleide mich gerne. Verkleidestdudich gerne? Ichamüsiere mich in Köln. Ichschminkemich gerne. Nach dem Fest bin ich total müde und ruheichmich gerne aus.
Slide 14 - Diapositive
3. Wederkerende voornaamwoorden
Hallo! Fast ist es Karneval. Ich mag das Fest. Ichverkleide mich gerne. Verkleidestdudich gerne? Ichamüsiere mich in Köln. Ichschminkemich gerne. Nach dem Fest bin ich total müde und ruheichmich gerne aus.
Het onderwerp is altijd gekoppeld aan het werkwoord en kan op de 1e of 3e plek in de zin staan. Ze horen bij elkaar en moeten dus naast elkaar staan.
Je zit dat in deze zinnen het werkwoord op de 2e plek in de zin staat.
Bij het werkwoord staat ook een 3e woord: het wederkerend voornaamwoord, bijvoorbeeld mich / dich. Dit staat altijd bij het werkwoord in de buurt.
Let op dat je het werkwoord verandert in de juiste vorm. Je hoort altijd een uitgang!
Slide 15 - Diapositive
3. Wederkerende voornaamwoorden
Nederlands
Duits
ik verveel me
ich langweile mich
jij verveelt je
du langweilstdich
hij/zij/het verveelt zich
er/sie/es langweiltsich
wij vervelen ons
wir langweilenuns
jullie vervelen je
ihr langweilt euch
zij vervelen zich /
u verveelt zich
sie langweilensich /
Sie langweilensich
Let op! Uitgang is altijd hetzelfde, behalve bij werkwoorden met een basisvorm (stam) op een -t of een -d.
Blauw (onderwerp) & groen (wederkerend voornaamwoord) horen bij elkaar. Je krijgt nooit: "ich langweile sich"
Slide 16 - Diapositive
3. Wederkerende voornaamwoorden
Nederlands
Duits
ik verkleed me
ich verkleidemich
jij verkleedt je
du verkleidestdich
hij/zij/het verkleedt zich
er/sie/es verkleidetsich
wij verkleden ons
wir verkleidenuns
jullie verkleden je
ihr verkleidet euch
zij verkleden zich /
u verkleedt zich
sie verkleiden sich /
Sie verkleidensich
Let op! Duitsers willen alle letters uit kunnen spreken!
Bij du - er/sie/es - ihr komt er eenextra -e tussen de basisvorm en de uitgang!
Slide 17 - Diapositive
Worüber ärgerst du _____?
A
dir
B
dich
Slide 18 - Quiz
Nach dem Aufstehen dusche ich _______
A
mich
B
mir
Slide 19 - Quiz
Interessieren Sie ______ für Ballett, Herr Holland?
A
sich
B
dich
C
mich
D
uns
Slide 20 - Quiz
Ich freue _______ auf das Fest!
A
sich
B
dich
C
mich
D
uns
Slide 21 - Quiz
Ich fühle ________ gut!
A
mich
B
dich
C
sich
D
euch
Slide 22 - Quiz
Ich ruhe _______ eine Weile aus.
Slide 23 - Question ouverte
Schminkt ihr __________ am Wochenende?
Slide 24 - Question ouverte
Herr Kauer, amüsieren Sie ________ beim Karnevalsumzug?
Slide 25 - Question ouverte
Tini, kümmerst du _______ um die Einladungen für die Mottoparty?
Slide 26 - Question ouverte
Slide 27 - Diapositive
4. Aufgaben dieses Themas
Kapitel 4
A. Rosenmontag (AB, Seite 81 & TB, Seite 58)
B. Kostümfeste (AB, Seite 82-84 & TB, Seite 59)
C. Ein Festival (AB, Seite 85 & TB, Seite 60)
D. Auf zum Festival (AB, Seite 86-87 & TB, Seite 61)
F. Unsere Klasse feiert (AB, Seite 91-92 & TB, Seite 62)
G. Nur keine Panik! (AB, Seite 93 & TB, Seite 63)
I. Der Abiball (AB, Seite 96-97 & TB, Seite 64)
Lernen dieses Themas
Lernliste Kostüme & Verkleidungen (D-N & N-D)
Lernliste Festivals & Konzerte (D-N & N-D)
Lernliste Schulfeste (D-N & N-D)
timer
15:00
Slide 28 - Diapositive
5. Check der Lernziele
Am Ende dieser Stunde kann ich ...
... de wederkerende voornaamwoorden op de juiste manier gebruiken.
Slide 29 - Diapositive
Beantwoord de volgende vraag in het Duits in een hele zin:
Verkleidest du dich gerne?
Slide 30 - Question ouverte
Beantwoord de volgende vraag in het Duits in een hele zin:
Amüsierst du dich diese Stunde?
Slide 31 - Question ouverte
Beantwoord de volgende vraag in het Duits in een hele zin: