Paragraaf 2.2 deel 1

Welkom
3 vwo ECONOMIE  ||  2024-2025
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Welkom
3 vwo ECONOMIE  ||  2024-2025

Slide 1 - Diapositive

Nakijken
Boek en schrift erbij!
Verbeter je antwoorden en besef ook goed wat je allemaal goed doet!

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Welke soorten geld er zijn.
Dat geld verschillende waarden heeft. 

Slide 3 - Diapositive

Wat zijn de drie functies van geld?

Slide 4 - Question ouverte

Hoe betaal jij als je iets in de winkel koopt?

Slide 5 - Question ouverte

Giraal of chartaal
Geld dat in je portemonnee zit is chartaal geld
Geld dat op je bankrekening staat is giraal geld

Voorbeelden:
- Chartaal: munten en bankbiljetten
- Giraal: geld op je bankrekening

Slide 6 - Diapositive

Maatschappelijke geldhoeveelheid
Maatschappelijke geldhoeveelheid: optelsom van al het chartale en girale geld in de handen van gezinnen en bedrijven.

chartaal geld: contant geld
Giraal geld: Het tegoed op de betaalrekeningen.
--> spaargeld hoort dus niet bij de maatschappelijke   
        geldhoeveelheid

Slide 7 - Diapositive

Waarde van geld
- Intrinsieke waarde: waarde van het materiaal van het geld.
- (Extrinsieke) Nominale waarde: waarde die erop staat.



Slide 8 - Diapositive

Wet van Gresham
Wet van Gresham:”Bad money drives out good money”. Munten met hoge intrinsieke waarde 
worden bewaard en alleen munten 
met lage intrinsieke waarde worden 
uitgegeven. 
“Bad money” blijft dus in omloop, “good money” verdwijnt.

Slide 9 - Diapositive

Wat is chartaal geld?
A
Geld dat bestaat uit munten en bankbiljetten
B
Geld op je rekening + munten en bankbiljetten
C
Geld dat op je bankrekening staat
D
Geld dat op je spaarrekening staat

Slide 10 - Quiz

Bij welke munt/biljet is de extrinsieke waarde lager dan de intrinsieke waarde?
A
Bij een muntje van 10 cent
B
Bij een briefje van 5,00 euro
C
Bij giraal geld

Slide 11 - Quiz

Stelling:
De intrinsieke waarde is meestal hoger dan de extrinsieke waarde
A
Juist, intrinsieke is welke waarde erop staat.
B
Juist, zijn ze zijn gelijk of intrinsieke is hoger.
C
Onjuist, extrinsieke is altijd hoger dan intrinsieke.
D
Onjuist, het kan ook andersom zijn.

Slide 12 - Quiz

Aan het werk
Maken 11 t/m 15
Nakijken
  • Wat heb je goed gedaan?
  • Wat kun je beter doen?
Lees de tekst
  • Onderstrepen
  • Samenvatten

Slide 13 - Diapositive