Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
0
Slide 1 - Vidéo
Kun jij verhoudingen herkennen, gebruiken en met elkaar vergelijken?
Slide 2 - Diapositive
Amir huurt de fiets 21 dagen. Hoeveel moet hij betalen?
A
€70
B
€140
C
€35
D
€105
Slide 3 - Quiz
4 personen = 300 gram gehakt!
Slide 4 - Diapositive
Ravi kookt voor 3 personen Hoeveel gram gehakt heeft hij nodig?
A
150
B
225
C
250
D
75
Slide 5 - Quiz
100 gram garen = 16 euro!
Slide 6 - Diapositive
Hoeveel gram kan Anna kopen voor €20
A
120 gram
B
115 gram
C
110 gram
D
125 gram
Slide 7 - Quiz
Vijf boeketten maken
De bloemmist gaat nu vijf dezelfde boeketten maken. De boeketten hebben de verhouding rode tulpen : gele tulpen als 3:7.
Als ze vijf boeketten in dezelfde verhouding gaat maken heeft
3 x 5 = 15 rode tulpen nodig
en
7 x 5 = 35 gele tulpen nodig
Slide 8 - Diapositive
Dezelfde bloemist maakt 7 boeketten met dezelfde verhouding namelijk 3 rode tulpen: 7 gele tulpen. Hoeveel rode en gele tulpen heeft de bloemist nodig voor deze 7 boeketten?
A
6 rode tulpen
14 gele tulpen
B
30 rode tulpen
70 gele tulpen
C
20 rode tulpen
49 gele tulpen
D
21 rode tulpen
49 gele tulpen
Slide 9 - Quiz
Uitleg
Je ziet hiernaast 3 witte vierkantjes en 6 rode vierkantjes. Je kan zeggen dat de verhouding 3 staat tot 6 is.
3:6
Slide 10 - Diapositive
Uitleg
De verhouding witte vierkantjes en rode vierkantjes is ==> 3:6
Om een verhouding zo duidelijk mogelijk te maken, schrijf je een verhouding zo klein mogelijk
3:6 wordt zo klein mogelijk
1:2
( bij een wit vierkantje horen 2 rode vierkantjes)
Slide 11 - Diapositive
Geef de verhouding tussen de grijze vierkantjes en de groende vierkantjes. Sleep de verhouding naar het plaatje