Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
CURSUS 4: Taal
paragraaf 1
Cursus 4: TAAL
§1 Moedertaal
Open je boek op blz. 86-87
Ga in de LessonUp!
timer
1:30
Slide 1 - Diapositive
Je weet wat de woorden moedertaal, vreemde taal en tweede taal betekenen.
Je weet het verschil tussen moedertaal, vreemde taal en tweede taal.
Taaldoel: je kunt aan degene naast je uitleggen wat een 'begrip' is.
Lesdoelen
Slide 2 - Diapositive
In deze les gaan we:
bespreken met welk onderdeel we het schooljaar starten;
een aantal opdrachten van Cursus 4, paragraaf 1 maken;
in gesprek over de begrippen moedertaal, tweede taal en vreemde taal.
Slide 3 - Diapositive
Gebruik je iPad alleen als dat nodig is.
Als de docent aan het woord is, is de rest van de klas stil.
Als een klasgenoot aan het woord is, is de rest van de klas stil.
Kortom, we luisteren naar elkaar en weten wanneer we mogen praten.
De regels tijdens de lessen Nederlands
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
''Is het Nederlands een moeilijke taal om te leren voor mensen die hier op latere leeftijd komen wonen?''
Wat denk jij?
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Wat?
Opdracht 1 (blz. 86).
Hoe?
In tweetallen, overleg fluisterend.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
5 minuutjes.
Klaar?
Lees de vragen van opdracht 2, 3 en 4 alvast.
Opdracht 1
timer
5:00
Slide 10 - Diapositive
De taal waarin je hebt leren spreken vanaf je geboorte.
Deze taal heb je zeer waarschijnlijk op een natuurlijke maniergeleerd.
Kun je zowel Nederlands als Fries als moedertaal hebben? Waarom wel of niet?
Moedertaal
Slide 11 - Diapositive
Wat is jouw moedertaal?
Slide 12 - Carte mentale
Niet iedereen leert de Nederlandse taal vanaf de geboorte.
Voor sommige mensen in Nederlands een tweede taal. Deze leren zij er later bij en spreken ze uiteindelijk net zo goed als hun moedertaal. Je spreekt dan dus twee talen!
Tweede taal
Slide 13 - Diapositive
Welke taal zou jij nog willen leren? En lijkt je dat moeilijk of makkelijk?
Slide 14 - Question ouverte
Een vreemde taal is een (buitenlandse) taal die je later leert spreken. Bijvoorbeeld op school (Engels, Duits, Frans, Spaans).
Vreemde taal
Slide 15 - Diapositive
Wat?
Cursus 4 Taal, paragraaf 1 Moedertaal.
Opdracht 2 en 3 (blz. 86-87).
Hoe?
Zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt (4 B's).
Tijd
10 minuten.
Klaar?
Blader alvast door de andere paragrafen van Cursus 4: Taal.
Aan de slag
timer
10:00
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Vidéo
Je weet wat de woorden moedertaal, vreemde taal en tweede taal betekenen.
Je weet het verschil tussen moedertaal, vreemde taal en tweede taal.
Taaldoel: je kunt aan degene naast je uitleggen wat een 'begrip' is.
Lesdoelen
Slide 18 - Diapositive
Al voor je geboren bent, ontwikkel je een gevoel voor taal.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
Je moedertaal is de taal die je vanaf je geboorte hebt geleerd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Voor mensen uit het buitenland is het makkelijk om het Nederlands te leren.
A
eens
B
oneens
Slide 21 - Quiz
Wanneer ben je 'tweetalig'? Probeer het eens uit te leggen in je eigen woorden.
Slide 22 - Question ouverte
Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?