Les 2 Hoofdstuk 1 .1

Welkom
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen?

Slide 2 - Diapositive

In 2007 kwamen er 1.509 Spanjaarden naar Nederland op vakantie. In 2017 kwamen er 2.755 Spanjaarden naar Nederland op vakantie.

Wat is de toename in procenten?

A
45,2 %
B
54,7 %
C
82,6 %
D
96,6 %

Slide 3 - Quiz

1,2% interest in 2002
1,7% interest in 2003
Wat is het procentpunt en het procentuele verschil tussen deze twee jaren?
A
procentpunt verschil: 0,5 procentuele verschil: 41,6%
B
procentpunt verschil: 0,5 procentuele verschil: 70,6%
C
procentpunt verschil: -0,5 procentuele verschil: 41,7%
D
procentpunt verschil: 41,7 procentuele verschil: 29,4%

Slide 4 - Quiz

€ 200 miljoen x 5.000 = ... miljard
miljoen x duizend = miljard
A
1 miljard
B
10 miljard
C
100 miljard
D
1.000 miljard

Slide 5 - Quiz

Hoeveel procent is met tonijn?
A
60%
B
70%
C
80%
D
90%

Slide 6 - Quiz

Reken uit:
27,3 miljard + 174 miljoen
Antwoord in cijfers en met punten

Slide 7 - Question ouverte

Primaire behoeften
Secundaire behoeften

Slide 8 - Question de remorquage

'Dilemma Donderdag'
Dilemma
Nooit meer Netflix
Nooit meer op social media (ook tiktok)

Slide 9 - Sondage

'Dilemma Donderdag'
Dilemma 1
Door rood fietsen met op de hoek een politieauto
Even wachten

Slide 10 - Sondage

'Dilemma Donderdag'
Dilemma 2
Een villa op Ibiza kopen
Of een jacht in de haven van Ibiza-stad

Slide 11 - Sondage

'Dilemma Donderdag'
Dilemma 4
Altijd online lessen
Elke dag 2 uur moeten reizen naar school

Slide 12 - Sondage

Dilemma Donderdag
Laatste dilemma
Een nieuwe tel naar keuze
7 dagen op vakantie naar keuze

Slide 13 - Sondage

Behoeften
Spaart iemand voor iets?
Koppeling dilemmaspel
Behoeften verschillen (Maslow en nieuws)

Slide 14 - Diapositive

Primaire behoeften zijn ...
A
de noodzakelijke behoeften.
B
de luxe behoeften.

Slide 15 - Quiz

Soorten behoeften
Behoefte: alles wat je graag wil hebben of nodig hebt

  • Primaire behoeften (basisbehoeften): behoeften die ieder mens heeft (alles wat je nodig hebt om te kunnen leven).
  • Secundaire behoeften (overige behoeften): behoeften die het leven prettiger maken. 

Slide 16 - Diapositive

Basisbehoeften
Overige behoeften

Slide 17 - Question de remorquage

Schaarste
Schaarste: het hebben van onvoldoende middelen om in je behoeften te voorzien -> keuzes
  • Middelen: tijd, geld en goederen

Vrije goederen: hiervoor hoef je geen middel in te zetten (zonlicht en wind)

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Voor het vervullen van ....1.. heb je middelen nodig zoals ....2... en ...3...
A
wensen, kado's en taart
B
behoeften, tijd en geld
C
behoeften, prioriteiten en tijd
D
prioriteiten, schaarste en geld

Slide 20 - Quiz

Consumeren
Consumeren: kopen. Als je iets koopt ben jij de consument

Goederen: producten
  • Gebruiksgoederen: goederen die je meerdere keren kan gebruiken.
  • Verbruiksgoederen: producten die je maar 1 keer kan gebruiken (boek!). Producten die opraken door gebruik. 
Diensten: activiteiten waarmee je in iemands behoefte voorziet
Voorbeeld: kapper, restaurant, taxirit.

Slide 21 - Diapositive

Voorbeelden van vrije goederen zijn ..
A
Zon, water en baksteen
B
Rubber, metaal en hout
C
Zon, water, wind

Slide 22 - Quiz

De tafels en stoelen in dit lokaal zijn
A
Diensten
B
Schaars
C
Consumptiegoederen
D
Vrije goederen

Slide 23 - Quiz

Schaarsgoed
Vrijgoed

Slide 24 - Question de remorquage

'Prioriteiten stellen' betekent...
A
kiezen wat je het leukst vindt
B
kiezen wat je het meest belangrijk vindt
C
kiezen wat je het lekkerst vindt
D
kiezen wat je het minst leuk vindt

Slide 25 - Quiz

Wat is een voorbeeld van zelfvoorziening?
A
een laptop kopen
B
in de moestuin werken
C
cupcakes bakken
D
huiswerk maken

Slide 26 - Quiz


Shampoo
A
Gebruiksgoed
B
Verbruiksgoed

Slide 27 - Quiz


Mobiel
A
Gebruiksgoed
B
Verbruiksgoed

Slide 28 - Quiz


Mondkapjes en
toiletpapier
A
Gebruiksgoed
B
Verbruiksgoederen

Slide 29 - Quiz