Oefentoets evolutie

Evolutie
Oefenles ter voorbereiding op de toets
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Evolutie
Oefenles ter voorbereiding op de toets

Slide 1 - Diapositive

                                              De evolutietheorie gaat uit van:

1. variatie in        .................. 

2.      ......................             selectie

3. het       .....................           van nieuwe soorten en het    ..........................       van bestaande soorten
Bij evolutie spelen ..................................   in het genotype een rol. Dit noemen we mutaties.
In elke populatie van een soort kunnen daardoor  ................................     verschillen voorkomen. 
Als de omgeving verandert kan dit handig zijn om te ................................ 

ontstaan

natuurlijke

overleven

veranderingen

verdwijnen

genotype

toevallige

Slide 2 - Question de remorquage

Stamboom van mensachtigen en mensapen
In de afbeelding is een cladogram (stamboom) van mensachtigen en mensapen weergegeven.

Slide 3 - Diapositive

Met welke letter wordt de laatst levende gemeenschappelijke voorouder van de chimpansee en de mens aangegeven?
A
A
B
B
C
C
D
E

Slide 4 - Quiz

Wat is niet juist over rudimentaire organen?
A
ze duiden op een gemeenschappelijke voorouder
B
ze hebben geen functie meer
C
ze komen niet of nauwelijks tot ontwikkeling
D
ze ontstaan door genetic drift

Slide 5 - Quiz

Deze organen hebben hetzelfde bouwplan
A
rudimentaire organen
B
homologe organen
C
analoge organen
D
recessieve organen

Slide 6 - Quiz

Wat wordt bedoeld met "the fittest" bij survival of the fittest?
A
de best aangepaste
B
met de meeste nakomelingen
C
de sterkste
D
de oudste

Slide 7 - Quiz

Groot/ver
Groot/dichtbij
Klein/dichtbij
Klein/ver

Slide 8 - Question de remorquage

Wat is niet belangrijk bij de eilandtheorie?
A
het klimaat op het eiland
B
de afstand van het eiland tot het vasteland
C
de grootte van het eiland
D
het aantal soorten dat leeft op het eiland

Slide 9 - Quiz

Eivlekken
Bij bepaalde vissoorten, zoals de zebracichlide Pseudotropheus zebra, ontwikkelen de eieren zich in de bek van het vrouwtje. Tijdens de paringsdans neemt het vrouwtje de door haar geproduceerde eieren in haar bek. Vervolgens spreidt het mannetje zijn anale vin en produceert sperma. Op zijn anale vin bevindt zich een aantal opvallende geeloranje vlekken die een sterke gelijkenis vertonen met de eieren. Dit is te zien in de afbeelding hiernaast. Het vrouwtje hapt naar de ’eivlekken’ op de vin waarbij een deel van het geproduceerde sperma wordt opgehapt. Door dit gedrag is de kans op bevruchting van de eieren groot.
Sommige biologen menen dat deze eivlekken in de loop van de evolutie ontstaan zijn uit kleine parelvormige vlekjes die bij veel soorten cichliden voorkomen.

Slide 10 - Diapositive

Leg uit hoe in drie stappen een cichlidesoort ontstaat met vlekken die op eieren lijken.

Slide 11 - Question ouverte

Ernst Haeckel
Ernst Haeckel (1834-1919) was een Duitse bioloog. Op de dag dat 
hij een belangrijke onderscheiding kreeg, stierf zijn jonge vrouw 
Anna Sethe (afbeelding boven) aan een koortsaanval. Haeckel was 
ontroostbaar. Een jaar later ontdekte hij een nieuwe kwallensoort 
(afbeelding onder). Hij schreef: 'Deze soort is een van de meest fraaie 
onder de holtedieren. Haar tentakels hangen als de blonde haren 
van een prinses. Ik noem deze soort ter nagedachtenis naar mijn 
onvergetelijke vrouw, Anna Sethe.

Slide 12 - Diapositive

Heckel vernoemde de soort naar zijn vrouw.

Welke binaire naamgeving past hierbij?
A
Annasethe desmonema Haeckel.
B
Desmonema haeckel Annasethe.
C
Desmonema annasethe Haeckel.
D
Haeckel desmonema Annasethe.

Slide 13 - Quiz

Mammoetsoorten
Er bestaan twee ideeën over de verwantschap van de nu nog levende olifantensoorten met de wolharige mammoet (Mammuthus primigenius). De ene groep (P) veronderstelt dat het dier het meest verwant is aan de Aziatische olifant (Elephas maximus), de andere groep (Q) ziet vooral de meeste overeenkomsten met de Afrikaanse olifant (Loxodonta africana).
In de afbeelding is de ontwikkeling van de olifanten weergegeven.

Slide 14 - Diapositive

De ene groep (P) veronderstelt dat het dier het meest verwant is aan de Aziatische olifant (Elephas maximus), de andere groep (Q) ziet vooral de meeste overeenkomsten met de Afrikaanse olifant (Loxodonta africana).

Kun je op grond van deze afbeelding zeggen welke groep gelijk heeft?
A
Nee, dat is op grond van deze afbeelding niet te zeggen
B
Ja, groep P heeft gelijk
C
Ja, groep Q heeft gelijk

Slide 15 - Quiz

Micro-organismen en de mens

Twee leerlingen doen beweringen over toepassingen van micro-organismen bij productieprocessen door de mens.
Jette zegt: 'Bacteriën worden gebruikt bij het maken van wijn.'
Lene zegt: 'Schimmels worden gebruikt bij het maken van brood.'
Wie doet (doen) een juiste bewering?
A
Geen van beide meisjes
B
Alleen Jette
C
Alleen Lene
D
Beide meisjes

Slide 16 - Quiz

Zwemmerseczeem
Zwemmerseczeem is geen eczeem, maar een infectie van (meestal) een of beide voeten. De aandoening wordt veroorzaakt door een parasiet die zich graag nestelt in vochtige huid. Men kan dit eczeem oplopen op plaatsen waar vaak vochtige blote voeten voorkomen, zoals in zwembaden of in gemeenschappelijke douches. Vandaar de naam 'zwemmerseczeem'.
Tot welke groep van organismen hoort de veroorzaker van dit eczeem?
A
Tot de archaea
B
Tot de bacteriën
C
Tot de schimmels
D
Tot de eencellige dieren

Slide 17 - Quiz

Welk verschijnsel wordt hier uitgebeeld?

Slide 18 - Question ouverte

Wat heb je niet nodig voor evolutie?
A
reproductieve isolatie
B
natuurlijke selectie
C
geslachtelijke voortplanting
D
genetische variatie

Slide 19 - Quiz

Welke is onjuist? de allelfrequentie of genfrequentie kan veranderen door
A
gelijke overlevingskansen
B
genetic drift
C
selectiedruk
D
mutaties

Slide 20 - Quiz

Welke van de volgende organen zijn rudimentair?
A
De staartwervels van een mens.
B
De vleugels van een vleermuis.
C
De vleugels van een insect.

Slide 21 - Quiz


A
Homoloog
B
Analoog
C
Rudimentair

Slide 22 - Quiz


A
Homoloog
B
Analoog
C
Rudimentair

Slide 23 - Quiz


Welke uitspraak is waar?
A
Dit dier is niet-symmetrisch
B
Dit dier leeft in de woestijn
C
Dit dier heeft geen skelet
D
Dit dier behoort tot de stekelhuidigen

Slide 24 - Quiz


Welke bewering is juist?
A
Al deze dieren zijn levendbarend
B
Al deze dieren hebben een inwendig skelet
C
Al deze dieren zijn warmbloedig
D
Dit zijn allemaal gewervelden

Slide 25 - Quiz


Welke letter geeft bacteriën aan?
A
P
B
Q
C
R
D
Geen een

Slide 26 - Quiz

‘s Zomers als het warm is, zie je soms groene lagen op het water van sloten en meren drijven. Het lijkt alsof er groene olieverf op het water is gemorst. Deze lagen bestaan uit zogenaamde ‘blauwwieren’, die zich bij warm weer in voedselrijk water snel vermeerderen. Blauwwieren zijn geen echte wieren. Het zijn eencellige organismen die wel een celwand hebben, maar geen celkern en geen bladgroenkorrels….Tot wel rijk behoren blauwwieren?
A
Bacterien
B
Dieren
C
Schimmels
D
Planten

Slide 27 - Quiz

Waar staat 'fitness' voor bij evolutie?
A
hoe goed je kan overleven
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 28 - Quiz

Door toeval ontstaan er snel grote veranderingen in de allelfrequenties
A
selectiedruk
B
evolutie
C
genetic drift
D
genetische variatie

Slide 29 - Quiz