Taalactief herhaling thema 1
1 / 38
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Door hulp van de juf kon ik de som maken.
A
dankzij
B
ondanks
Slide 3 - Quiz
Papa vertelt me dat ik mijn kamer op moet ruimen.
A
het bevel
B
het voorstel
Slide 4 - Quiz
Het water slaat tegen de rotsen aan.
A
klotsen
B
wroeten
Slide 5 - Quiz
hoe iemand van binnen is, denkt en voelt
A
het innerlijk
B
het uiterlijk
Slide 6 - Quiz
je goed vasthouden, omdat er iets gaat komen
A
door het dolle heen zijn
B
je schrap zetten
Slide 7 - Quiz
iemand vertelt je wat je gaat doen
A
het kenmerk
B
de opdracht
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Diapositive
Als je glundert, kijk je heel blij.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
Een kelder is een ruimte boven in een huis.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Als je ergens helemaal weg van bent, vind je het saai.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Diapositive
De jongens verwoesten het zandkasteel.
A
graven om iets te zoeken
B
iets helemaal stukmaken
Slide 14 - Quiz
In de stilte zijn de voetstappen goed hoorbaar.
A
je hoort ze niet
B
je kunt ze horen
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Diapositive
Mijn tante woont op het platteland.
A
Ze woont landelijk.
B
Ze woont zorgzaam.
Slide 17 - Quiz
De hond gaat vlug weg.
A
Hij neemt de benen.
B
Hij rammelt van de honger
Slide 18 - Quiz
Ik kan een beetje door de gordijnen heen kijken.
A
Ze zijn doorschijnend.
B
Ze zijn geruisloos.
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Diapositive
De luie kat ligt op de bank.
Slide 21 - Question ouverte
Het meisje schaatst op de ijsbaan.
Slide 22 - Question ouverte
Slide 23 - Diapositive
De vogel vliegt in de lucht.
Slide 24 - Question ouverte
Siem gooit de bal.
Slide 25 - Question ouverte
Slide 26 - Diapositive
Ga weg!
A
ja
B
nee
Slide 27 - Quiz
Je slaapt op de bank.
A
ja
B
nee
Slide 28 - Quiz
Slide 29 - Diapositive
Elise valt met haar neus in de boter.
A
Elise boft heel erg.
B
Elise eet erg veel.
C
Elise valt hard op haar gezicht.
Slide 30 - Quiz
Metin eet met lange tanden.
A
Metin eet zonder goed te kauwen.
B
Metin eet iets wat hij niet lekker vindt.
C
Metin eet zonder mes en vork.
Slide 31 - Quiz
Slide 32 - Diapositive
verkeerd
A
boos
B
fout
C
stuk
D
triest
Slide 33 - Quiz
kapot
A
fout
B
triest
C
boos
D
stuk
Slide 34 - Quiz
verdrietig
A
fout
B
triest
C
kwaad
D
stuk
Slide 35 - Quiz
het begin
A
de meneer
B
de opa
C
de start
D
het beest
Slide 36 - Quiz
de heer
A
de meneer
B
de opa
C
het beest
D
de start
Slide 37 - Quiz
de grootvader
A
het beest
B
de start
C
de meneer
D
de opa
