2.3 wat is normaal?

Jongeren


3. Wat is normaal?
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Jongeren


3. Wat is normaal?

Slide 1 - Diapositive

wat gaan we doen?
herhaling
uitleg 2.3
aan het werk

Slide 2 - Diapositive

Een ander woord voor beloning en straf is …

Welk woord is weggelaten?
A
aangeleerd
B
eigenschap
C
sanctie
D
imitatie

Slide 3 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Boodschappen doen voor je buren is een positieve sanctie.
2. Sancties hebben te maken met sociale controle.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 4 - Quiz

Als normen en waarden een vanzelfsprekend gedeelte van je gedrag zijn geworden, is er sprake van:
A
een sanctie.
B
sociale controle.
C
imitatie
D
internalisatie

Slide 5 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Als internalisatie heeft plaatsgevonden, is de socialisatie gelukt.
2. Als normen en waarden geïnternaliseerd zijn, ben je volwassen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 6 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Als een kind een ander kind nadoet, is er sprake van experimenteren.
2. Op de kleuterschool leren kinderen vooral nieuwe dingen door ervaringen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 7 - Quiz

Je identiteit is een combinatie van je ervaringen en je ...

Welk woord is of welke woorden zijn weggelaten?
A
aangeboren eigenschappen.
B
sociale controle.
C
aangeleerde eigenschappen.
D
kennis

Slide 8 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Met identiteit bedoelen we dat de internalisatie is afgerond.
2. Iemand zegt: “Ik ben gelovig.” Hij spreekt dan over zijn internalisatie.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 9 - Quiz

3. Wat is normaal?

Slide 10 - Diapositive

Na deze les ken je/kun je
Begrippen: tolerantie, asociaal gedrag, groepsdruk, generatieconflict.

Je weet dat de waarden en normen van een tijd steeds veranderen. Wat vroeger normaal is, is dat misschien nu niet meer.
Je kunt voorbeelden bedenken bij de begrippen.

Slide 11 - Diapositive

Normen en waarden verschillen
  • Normen en waarden botsen regelmatig. Tolerantie betekent dat je mensen met andere normen en waarden accepteert.

  • Soms zijn verschillen te groot, dan vind je gedrag van anderen asociaal. Je hoeft niet alles te tolereren.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Vidéo

Wat is een voorbeeld van asociaal gedrag wat jij laatst hebt meegemaakt?

Slide 16 - Question ouverte

Groepsnormen
  • Normen en waarden kunnen ook binnen Nederland verschillen. Elke groep heeft zijn eigen gebruiken.

  • Groepsdruk: het gevoel dat je je MOET aanpassen aan de gebruiken van een groep.

  • Pesten is vaak ook een vorm van groepsdruk: "straks ben ik de sjaak"

Slide 17 - Diapositive

Verschillen met je ouders
  • Generatieconflict: een meningsverschil dat veroorzaakt wordt door een verschil in leeftijd.

  • Dat wat wij normaal vinden en wat vroeger normaal gevonden wordt, verandert ook steeds. Tijd opa en oma is anders dan dat waarin wij nu leven.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Waarom is er in het voorgaande filmpje sprake
van een generatieconflict?

Slide 20 - Carte mentale

Huiswerk
Maak paragraaf 3

Slide 21 - Diapositive

Na deze les ken je/kun je
Begrippen: tolerantie, asociaal gedrag, groepsdruk, generatieconflict.

Je weet dat de waarden en normen van een tijd steeds veranderen. Wat vroeger normaal is, is dat misschien nu niet meer.
Je kunt voorbeelden bedenken bij de begrippen.

Slide 22 - Diapositive