meewerkend voorwerp

Aan het einde van deze les kun je:
het meewerkend voorwerp in een zin vinden
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Aan het einde van deze les kun je:
het meewerkend voorwerp in een zin vinden

Slide 1 - Diapositive

Valentie 
  • Je gebruikt alleen de rollen 'iemand', 'iets', 'aan/voor iemand'
  • Het gaat om het minimale aantal rollen dat een werkwoord nodig heeft. 

Voorbeeld: 
trappen heeft twee rollen: IEMAND trapt IETS/IEMAND

Slide 2 - Diapositive

meewerkend voorwerp
Aan het einde van de les kan ik een meewerkend voorwerp in een zin vinden

Slide 3 - Diapositive

Werkwoorden en rollen
WW met 1 rol
Ond + pv


Blaffen:
De hond blaft
geen lijdend voorwerp

Slapen
Piet slaapt
WW met 2 rollen
Ond+pv+iemand/iets

betrappen
Jan betrapt de zwerver
lijdend voorwerp= de zwerver


WW met 3 rollen
ond+pv+iemand+
iets

overhandigen
Hij overhandigt de bloemen aan Hadassa.
lv= de bloemen
mv= Hadassa

Slide 4 - Diapositive

Hoeveel rollen heeft het werkwoord 'optillen' ?
A
1
B
2
C
3

Slide 5 - Quiz

De rollen van een werkwoord
  • Onderwerp (eerste rol)
  • Lijdend voorwerp (tweede rol)
  • Meewerkend voorwer (derde rol)

Slide 6 - Diapositive

NU JIJ!
WERKWOORDEN
MET 1 ROL
WERKWOORDEN
MET 2 ROLLEN
WERKWOORDEN
MET 3 ROLLEN
fluisteren
graven
sturen
vastpakken
overhandigen
zien
betalen
vallen
ruiken
Onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Onderwerp
Onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 7 - Diapositive

het mv in een zin vinden?

Aan wie/voor wie +gezegde+onderwerp=
meewerkend voorwerp (mv)
Hij liet ons een mooi filmpje zien.
Aan wie liet hij een filmpje zien?
mv= ons

Slide 8 - Diapositive

De makelaar geeft de sleutels aan de nieuwe bewoner.
pv =
A
geeft
B
de makelaar
C
aan de nieuwe bewoner
D
de sleutels

Slide 9 - Quiz

De makelaar geeft de sleutels aan de nieuwe bewoner.
onderwerp=
A
geeft
B
de makelaar
C
aan de nieuwe bewoner
D
de sleutels

Slide 10 - Quiz

De makelaar geeft de sleutels aan de nieuwe bewoner.
lijdend voorwerp=
A
geeft
B
de makelaar
C
aan de nieuwe bewoner
D
de sleutels

Slide 11 - Quiz

De makelaar geeft de sleutels aan de nieuwe bewoner.
meewerkend voorwerp=
A
geeft
B
de makelaar
C
aan de nieuwe bewoner
D
de sleutels

Slide 12 - Quiz

We hebben mijn tante een kaartje gestuurd.
pv=

Slide 13 - Question ouverte

We hebben mijn tante een kaartje gestuurd.
wwg=

Slide 14 - Question ouverte

We hebben mijn tante een kaartje gestuurd.
ond=

Slide 15 - Question ouverte

We hebben mijn tante een kaartje gestuurd.
lv=

Slide 16 - Question ouverte

We hebben mijn tante een kaartje gestuurd.
mv=

Slide 17 - Question ouverte

Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage