6.1 - Groei of krimp?

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Toets week : maandag 28 maart
Toets stof : H6 + 7 + 8
Periode 8 duurt 11 weken
Vrijstelling vanaf volgende week voor iedereen met een 7,5 of hoger.
Klassenopstelling
Na elk hoofdstuk herhalen met examenvragen en rekenvragen
Bijles voor herkansers donderdag het 1e

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Wat is GEEN gevolg van economische groei
A
werkgelegenheid stijgt
B
werkloosheid stijgt
C
productie stijgt
D
lonen stijgen

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Wat is onjuist?
A
Als de economie al 5 jaar lang groeit maar minder dan gemiddeld dan spreken we van een recessie.
B
Als de economie krimpt spreken we van een economische crisis.
C
Een recessie is erger dan een economische crisis.
D
Een economische crisis is een recessie die zich voor een lange tijd aan heeft gehouden.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Als de economie groeit dan heeft ontvangt de overheid .... inkomstenbelasting.
A
Meer
B
Minder

Slide 11 - Quiz

Als de economie groeit dan dan is de overheid .... geld kwijt aan uitkeringen.
A
Meer
B
Minder

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Hoe stijgen de bestedingen van consumenten tijdens economische groei
  1. Als het goed gaat met de economie betekent dat dat het BBP stijgt. Mensen hebben dus meer geld/inkomen.
  2. Mensen gaan meer besteden.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Hoe stijgt de winst van bedrijven tijdens economische groei
  1. Als het goed gaat met de economie betekent dat dat het BBP stijgt. Mensen hebben dus meer geld/inkomen.
  2. Mensen gaan meer besteden.
  3. Bedrijven ontvangen meer geld.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Hoe stijgen de lonen tijdens economische groei
  1. Als het goed gaat met de economie betekent dat dat het BBP stijgt. Mensen hebben dus meer geld/inkomen.
  2. Mensen gaan meer besteden.
  3. Productie stijgt.
  4. Werkgelegenheid stijgt, werkloosheid daalt.
  5. Dit blijft door gaan, er ontstaat een krappe arbeidsmarkt.
  6. Lonen stijgen

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Hoe versterkt een recessie of economische crisis zich zelf?
  1. Als het slecht gaat met de economie betekent dat dat het BBP daalt. Mensen hebben dus minder geld/inkomen.
  2. Mensen gaan minder besteden.
  3. Productie daalt.
  4. Werkgelegenheid daalt, werkloosheid stijgt
  5. Dit blijft door gaan, er ontstaat een ruime arbeidsmarkt.
  6. Lonen dalen
  7. Mensen hebben weinig geld dus het BBP daalt nog verder en dit betekent dat de economie nog verder is gekrompen.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Als de overheid bijvoorbeeld investeert in infrastructuur, dan betaalt de overheid voor het project om bijvoorbeeld een brug te bouwen. Op de begroting van de overheid stijgen dan de uitgaven, wat de kans vergroot op een begrotingstekort en uiteindelijk een staatsschuld.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Als de overheid de economie stimuleert door te investeren in infrastructuur zorgt dit in de toekomst voor extra inkomsten. De mensen die het project moeten uitvoeren werken en hebben daardoor meer inkomen. Zij betalen daardoor inkomsten belasting wat zorgt voor meer inkomen van de overheid. Ook gaan de werkende mensen meer besteden waardoor de productie stijgt en meer mensen zullen werken.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Wat is onjuist?
A
Als de overheid aflost, daalt de staatsschuld.
B
Een begrotingstekort ontstaat als de inkomsten groter zijn dan uitgaven.
C
Als de overheid meer geld leent dan aflost dan stijgt de staatsschuld.
D
De overheid betaal rente over haar staatsschuld.

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Lien

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive