Taalwondertjes les 3

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

De spot drijven -> 
belachelijk maken

- in de literatuur
- in het dagelijks leven
- in de politiek

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

3 vormen van spot, 
deze verschillen in karakter en in sterkte:

ironie
cynisme
sarcasme

Slide 4 - Diapositive

Doel
Je weet wat een litotes is
Je weet wat een retorische vraag is
Je weet wat een tegenstelling is
Je weet wat sarcasme is
Je weet wat ironie is
Je weet wat woordgrappen zijn
Je kunt bovenstaande herkennen en toepassen.

Slide 5 - Diapositive

Ironie
De schrijver zegt iets op een grappige of een wat spottende manier, waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld is. Vaak zegt hij dan het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk bedoelt. 
– "Geweldig hoor, die drie voor je toets!"
– "Fijn, al die moddersporen op de schone vloer!"

Zelf gebruik je vast ook weleens ironie. Als je wilt dat de ander weet dat je het niet serieus bedoelt, zet je er vaak een emoticon achter.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Cynisme
Wrede, bittere spot; zwartgallig
– "Ach, een hond is tenminste goedkoper dan een kind."

Cynisme komt vaak voort uit een (pijnlijk...) ongeloof in het goede van de mens, of uit een gevoel van machteloosheid vermengd met woede.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Sarcasme
Sarcasme is een stijlfiguur dat heel dicht bij ironie ligt.
Er is een verschil tussen sarcasme en ironie. Sarcasme is harde, bijtende spot, bedoeld om te kwetsen en ironie is milde spot.
Wie het heeft over een sarcastische uitlating, spreekt in de eerste plaats over een uiting van grove, bijtende spot, van bitter woordgeweld, van agressie. Het effect van sarcasme is intenser en directer dan dat van ironie.

Slide 10 - Diapositive

Sarcasme
Harde, bijtende spot die veel verder gaat dan ironie.

Slide 11 - Diapositive

Verschil ironie en sarcasme

Ironie: pijnlijke humor, die niet kwetsend bedoeld is.

Sarcasme: pijnlijke humor, die juist wél kwetsend bedoeld is!


Geen duidelijke grens te trekken tussen ironie en sarcasme.
Ook is dit vaak persoonlijk, maar het gaat om
de bedoeling van de spreker!

Slide 12 - Diapositive

Goh, de vorige keer had je een betere smoes toen je te laat kwam.
A
cynisme
B
sarcasme
C
ironie
D
Serieus

Slide 13 - Quiz

Jij stond zeker achteraan toen de intelligentie werd uitgedeeld
A
Ironie
B
sarcasme
C
cynisme

Slide 14 - Quiz

"Natuurlijk mag je tijdens de uitleg naar de wc!", zegt de docent met een glimlach.
A
sarcasme
B
cynisme
C
ironie
D
serieus

Slide 15 - Quiz

"Dat mevrouw Van Heeringen humor gaat uitleggen in een droge Lessonup, is wel een beetje..."
A
sarcastisch
B
ironisch
C
cynisch
D
dodelijk

Slide 16 - Quiz

"Wat een geweldige jongens, om iemand die al op de grond ligt dood te trappen en te slaan."
A
ironisch
B
sarcastisch
C
cynisch

Slide 17 - Quiz

"Jij stond zeker achteraan toen de intelligentie werd uitgedeeld."
A
ironisch
B
sarcastisch
C
cynisch

Slide 18 - Quiz

5. Litotes

De litotes is het tegenovergestelde van een hyperbool. Iets wordt kleiner gemaakt dan het in werkelijk is, altijd d.m.v. het ontkennen van het tegenovergestelde.

Het effect is dat door de verkleining het andere benadrukt wordt.

 



 Voorbeelden van een litotes: 

Hij is niet dom
bedoeld wordt: hij is erg slim.

Dat is geen slecht idee
bedoeld wordt: dat is een prima idee.






Slide 19 - Diapositive

Litotes

Een bijzondere vorm van een understatement is de litotes. Daarmee ontken je het tegenovergestelde.


Voorbeeld:  Ze zijn niet onbemiddeld.


Je bedoelt: Ze zijn rijk.


Slide 20 - Diapositive

Litotes
- Er wordt een mededeling gedaan door het tegenovergestelde
   te ontkennen.
- De litotes lijkt op een understatement.
- Het is een stijlfiguur waarbij je schijnbaar iets ontkent of
   verkleint met het doel datgene wat je bedoelt des te meer uit
   te laten komen. 

Slide 21 - Diapositive

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?

Mijn vriend is bepaald niet dom.
A
eufemisme
B
litotes
C
pleonasme
D
tautologie

Slide 22 - Quiz

VWO
Benoem de stijlfiguur:
Dat is niet onwaarschijnlijk.
A
Understatement
B
Metonymia
C
Eufemisme
D
Litotes

Slide 23 - Quiz

Stijlfiguur: tegenstelling
Twee termen worden gebruikt in een zin die precies het tegenovergestelde van elkaar betekenen 

''In de stille kamer knettert zij van de woede''

''Het gaat goed, maar gaat het fout dan gaat het goed fout''

Slide 24 - Diapositive

Stijlfiguur: tegenstelling
Meerdere zaken achter elkaar benoemen 

1. Drieslag 
- Opsomming van drie woorden/zinnen/zinsdelen
''Bloed, zweet en tranen''

2. Climax
- Steeds sterk wordende reeks
''Je hebt goed, beter en het best''

3. Omgekeerde climax
- Steeds zwakker wordende reeks
''Wat een fantastische film, nou eigenlijk, het valt wel mee...''

Slide 25 - Diapositive