PTO 4 week 24

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

BIENVENUE

Leg je boeken vast klaar!

PROGRAMME

• Absentie


• Phrases-cles 
• Herhalen: le passé composé
• Opdracht
• Vocabulaire A chapitre 5
• Huiswerk 

Opdracht : sleep blauw naar rood.

C'est un nouveau sport.

Je suis resté une semaine.

Nous avons fait du ski.

C'est Rabat.

Qu'est-ce que vous avez fait?

Quelle est la capitale du Maroc?

Qu'est-ce que c'est?

Tu es resté longtemps?

Wat is de passe compose? Leg uit en/of benoem voorbeelden.

Welke twee hulpwerkwoorden kun je gebruiken voor de passé composé?

HET BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD

LE PASSÉ COMPOSÉ

J'ai mangé une pizza.

Tu as fait du foot hier?

Nous avons été au Maroc.

Le passé composé is een werkwoordstijd wat aangeeft dat iets in het verleden is gebeurd.

Hulpwerkwoorden

• In het Frans gebruik je in de meeste gevallen het hulpwerkwoord avoir (hebben). 

Ik heb een appartement gehuurd = j'ai loué un appartement.

• MAAR soms gebruik je het werkwoord être (zijn). 

Ik ben gegaan = je suis allé

• Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord hebben gebruikt, doe je dat in het Nederlands ook.
• 
  

Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord hebben gebruikt, doe je dat in het Frans ook.

Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord zijn gebruikt, doe je dat in het Frans ook.

Jij hebt gegeten

Tu as mangé

Jij bent gegaan

Tu es allé

UITZONDERING!

Het werkwoord être (zijn) is een uitzondering.

Als je être in de passé composé (v.v.t) wilt zetten, dan gebruik je het hulpwerkwoord avoir.

Ik ben in Marokko = Je suis au Maroc.

Ik ben in Marokko geweest = j'ai été au Maroc.

Hoe maak je een voltooid deelwoord?

regarder = kijken

1) Je haalt 'er' weg van het hele werkwoord = regard

2) je plakt 'é' achter de stam = regardé

manger = mangé

aller = allé

marcher = marché

Avoir

Être

parler

arriver

téléphoner

louer

manger

aller

être

partir

avoir

rester

Je regarde un beau film.

Tu es en vacances?

Nous marchons à l'école.

Elle trouve son sac.

Ma mère achète un jean pour moi.

Tu parles beaucoup!

Geef een zin in de passé composé

VOCA A - Opdracht : sleept blauw naar rood.

partir

tomber

le plâtre

venir

la cour

l'avion

louer

vallen

vertrekken

huren

het schoolplein

komen

het gips

het vliegtuig

HUISWERK

Online op Grandes Lignes

Overhoren: vocabulaire A

Overhoren: grammaire C