De woordsoort van wat, vwo 3

Grammatica
De woordsoort van wat
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica
De woordsoort van wat

Slide 1 - Diapositive

De woordsoort van wat
Aan het einde van deze les kun je vaststellen tot welke woordsoort wat  behoort.

Slide 2 - Diapositive

De woordsoort van wat
Het woord wat  kan tot verschillende woordsoorten behoren:
  • vragend voornaamwoord
  • onbepaald voornaamwoord (betekenis = iets)
  • onbepaald hoofdtelwoord (betekenis = een beetje)
  • betrekkelijk voornaamwoord (terugverwijzing naar antecedent)
  • betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent (als je wat kunt vervangen door datgene wat)


Slide 3 - Diapositive

Wat als vragend voornaamwoord
Wat heb je in de vakantie gedaan, Erik?
(begin van een vraag)

Frida kan niet bedenken wat de beste manier is om een backflip te leren.
(begin van een zin die van een vraag gemaakt is)

Slide 4 - Diapositive

Wat als onbepaald voornaamwoord
Heb je nog wat (=iets) moois gekocht toen je op vakantie was?

Over lekker eten is wel vaker wat (=iets) te doen in de Griekse mythen.

Slide 5 - Diapositive

Wat als onbepaald hoofdtelwoord
Vraag Ellen even of ze wat  melk voor ons heeft.
Wat geeft een hoeveelheid aan, maar niet precies hoeveel. In dit geval bedoel je een beetje.

Let op: Het is geen onbepaald voornaamwoord. Het is wel vaag, maar wat heeft hier niet te betekenis van iets. Een telwoord staat meestal voor een zelfstandig naamwoord. Hier: melk.

Slide 6 - Diapositive

Wat als betrekkelijk voornaamwoord
Tegenwoordig kun je bijna alles wat je niet weet, op internet vinden
(wat verwijst terug naar het onbepaald voornaamwoord alles)

Het leukste wat hij te vertellen had, wist ik al.
(wat verwijst terug naar het leukste = overtreffende trap)

Mijn buren zijn 60 jaar getrouwd, wat nu helaas niet groots gevierd kan worden.
(wat verwijst terug naar een hele zin)

In deze gevallen verwijst wat altijd terug naar iets wat eerder genoemd is. Dit noem je het ANTECEDENT.

Slide 7 - Diapositive

Wat als betrekkelijk voornaamwoord m.i.a.
Wat  Kees je over mij verteld heeft, moet je niet geloven.

Er is hier sprake van een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent. Waar wat naar terugverwijst, kun je niet uit de zin halen. In dit geval kun je checken of het een betrekkelijk voornaamwoord is door wat  te vervangen door datgene wat.

Slide 8 - Diapositive

Benoem het woord 'wat':

Wat de boer niet kent, dat eet hij niet.
A
vragend vnw
B
betrekkelijk vnw
C
betrekkelijk vnw m.i.a.
D
onbepaald vnw

Slide 9 - Quiz

Benoem het woord 'wat':

Heb je nog wat kleingeld in je portemonnee?
A
vragend vnw
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
onbepaald vnw
D
betrekkelijk vnw

Slide 10 - Quiz

Benoem het woord 'wat':

Monica, heb jij wat over voor de Hartstichting?
A
betrekkelijk vnw
B
betrekkelijk vnw m.i.a.
C
onbepaald vnw
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 11 - Quiz

Benoem het woord 'wat':

De regering zal wel weten wat de beste oplossing is voor de feestdagen.
A
vragend vnw
B
betrekkelijk vnw
C
betrekkelijk vnw m.i.a.
D
onbepaald vnw

Slide 12 - Quiz

Benoem het woord 'wat':

Dat is iets wat mij ook had kunnen overkomen.
A
onbepaald vnw
B
vragend vnw
C
betrekkelijk vnw
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 13 - Quiz

Aan de slag

Maak uit je lesboek opdracht 1 en 3
(H3 Grammatica woordsoorten blz.96-97).

Klaar? Lees verder in je eigen leesboek en/of bereid je pecha kucha voor.

Slide 14 - Diapositive