Maak met je buurman/buurvrouw een Taalriedel als Taalriedel 2 op bladzijde 30.
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo b, havoLeerjaar 2
Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Opdracht
Maak opdracht 40 op bladzijde 29.
Maak met je buurman/buurvrouw een Taalriedel als Taalriedel 2 op bladzijde 30.
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Hallo, ik ben mevrouw van Voorthuizen. Wie ben jij?
Slide 3 - Carte mentale
...................oud ben jij?
A
Hoeveel
B
Hoe
C
Waar
D
Wat
Slide 4 - Quiz
...................ben je jarig?
A
Waar
B
Wat
C
Hoe
D
Wanneer
Slide 5 - Quiz
...........kleur heeft de kast?
A
Wat
B
Wie
C
Welke
D
Wanneer
Slide 6 - Quiz
Wanneer
boodschappen
jij
doe
?
Zet de woorden in de goede volgorde.
Slide 7 - Question de remorquage
Het restaurant
Elke dag
Het terras
Sluiten
Het plein
Slide 8 - Question de remorquage
Opdracht
Bekijk en lees bladzijde 10, 11, 12 en 13.
Maak de opdracht 'Schrijf over jezelf' op bladzijde 12.
Ken je alle zinnen en woorden op bladzijde 13?
Slide 9 - Diapositive
Komt Esma uit Syrië?
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quiz
Komt Marek uit Turkije?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quiz
Is Tess veertien jaar?
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quiz
Is Robin twaalf jaar?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quiz
Heeft Tess een broer?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quiz
Is Jacobs de achternaam van Kaya?
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quiz
Komt Marek uit België?
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quiz
Wat weet je over Marek?
Hij is 16 jaar, hij komt uit Polen
Hij heeft twee broers
Hij heeft bruin haar, zijn haar is kort
Hij draagt een oranje trui
Hij voetbalt graag
Slide 17 - Diapositive
Wat weet je over Servaas?
Slide 18 - Question ouverte
Wat weet je over Esra?
Slide 19 - Question ouverte
Zij __________ Spaans.
A
bent
B
is
Slide 20 - Quiz
Jij __________ John.
A
ben
B
bent
C
is
D
zijn
Slide 21 - Quiz
Mijn voornaam __________ Johan.
A
ben
B
is
Slide 22 - Quiz
__________ jij John?
A
Ben
B
Bent
C
Is
D
Zijn
Slide 23 - Quiz
Opdracht
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 14.
Slide 24 - Diapositive
Wat weet je van Essie?
Slide 25 - Carte mentale
Wat weet je van Kaya?
Slide 26 - Carte mentale
Opdracht
Maak opdracht 4 tot en met 12.
Gebruik voor opdracht 7 de achterkant van een blaadje in je werkboekje.
Slide 27 - Diapositive
Wat doe jij met vrienden?
Slide 28 - Carte mentale
Het plein
Opdracht 13. Praat samen.
Heeft de plaats waar jij vandaan komt ook een plein?
Hoe ziet dat er uit?
Wat kan je daar zien?
Slide 29 - Diapositive
Opdracht
Maak opdracht 14 en 15 op bladzijde 19 en 20.
Opdracht 16, 17 en 19 doen we niet.
Opdracht 18 en 20 doen we samen.
Slide 30 - Diapositive
mag of maag?
A
mag
B
maag
Slide 31 - Quiz
klas of Klaas
A
klas
B
Klaas
Slide 32 - Quiz
was of waas
A
was
B
waas
Slide 33 - Quiz
man of maan
A
man
B
maan
Slide 34 - Quiz
kwaal of kwal
A
kwaal
B
kwal
Slide 35 - Quiz
bar of baar
A
bar
B
baar
Slide 36 - Quiz
nar of naar?
A
nar
B
naar
Slide 37 - Quiz
zwaard of zwart?
A
zwaard
B
zwart
Slide 38 - Quiz
hard of haard?
A
hard
B
haard
Slide 39 - Quiz
war of waar?
A
war
B
waar
Slide 40 - Quiz
sar of saar?
A
sar
B
saar
Slide 41 - Quiz
Opdracht
Lees Taalriedel 1 en lees Polen op bladzijde 21.
Maak een Taalriedel over jezelf en schrijf iets over
Maak opdracht 21 en 23 op bladzijde 22.
Slide 42 - Diapositive
Welke getallen horen bij elkaar? Wie is het snelst?
veertien
driehonderdtwaalf
driehonderdéénentwintig
vierhonderdtwaalf
éénenveertig
vier
twee
éénentwintig
14
312
321
412
41
4
2
21
Slide 43 - Question de remorquage
Opdracht
Lees: Op de foto op bladzijde 23.
Maak ook opdracht 24 en 25.
Slide 44 - Diapositive
om of oom?
A
om
B
oom
Slide 45 - Quiz
kok of kook?
A
kok
B
kook
Slide 46 - Quiz
dop of doop?
A
dop
B
doop
Slide 47 - Quiz
rot of rood?
A
rot
B
rood
Slide 48 - Quiz
schol of school?
A
schol
B
school
Slide 49 - Quiz
Opdracht
Lees: De neef van Marek op bladzijde 24 en Belangrijke zinnen en Belangrijke woorden op bladzijde 25.
Maak opdracht 26 tot en met 37.
Slide 50 - Diapositive
Maak een poster
1. Open een document op de chromebook.
2. Schrijf over jezelf (zoals op bladzijde 12), of de taallriedel (van bladzijde 21).
3. Zoek een foto van het plein in jouw stad/dorp en zet die in je document.
4. Schrijf iets over het plein. In welke stad is het plein? Hoe heet het plein? Vind je het een mooi plein? Ging je vaak naar het plein? Als er geen plein was, is er dan een plein waar je nu woont? Dan kan je daarover schrijven.
Geef het document jouw naam en stuur het naar je docent.